23941 |
onthoudingsdag |
vastendag:
vastedaag (Q019a Neerbeek)
|
Een onthoudingsdag: dag waarop men geen vlees, spek en jus uit vlees mag gebruiken. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17927 |
onvast ter been (zijn) |
los op de benen:
los op z`n bein (Q019a Neerbeek)
|
lopen: onvast ter been [sporrig] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
23979 |
onwaardig |
onwaardig:
onwèèrdig (Q019a Neerbeek)
|
Onwaardig [ónwèèrdig, ónwuurdieg]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23923 |
onze-lieve-heer |
onze-lieve-heer:
`s Leven Hièjr (Q019a Neerbeek)
|
Onze Lieve Heer [slievenheer]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23927 |
onze-lieve-vrouw |
onze-lieve-vrouw:
Oze Leve Vrouw (Q019a Neerbeek)
|
Onze Lieve Vrouw [Lie(f)vrouw, Sliefvrouw]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23970 |
onzedigheid |
ontucht:
ontucht (Q019a Neerbeek)
|
Onzedig, onzedigheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23647 |
onzevader |
paternoster:
Paternoster (Q019a Neerbeek),
vaderonzer:
Vader onzer (Q019a Neerbeek)
|
Het door de priester gezongen Pater Noster, het Onze Vader. [N 96B (1989)] || Het gebed "Onze Vader", "Pater noster"[Vadder-óns, Vadder-ónzer, noster]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23720 |
onzevaderkralen |
dikke kralen:
dikke kralle (Q019a Neerbeek)
|
De Onze-Vaderkralen (6 stuks). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20736 |
ooftvlaai |
ooftenvla:
Syst. WBD
èùfvlaa (Q019a Neerbeek)
|
Vla met moes van gedroogde appelen (euftevlaoj, zwarte vla?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33935 |
oogkleppen |
oogkleppen:
ǫu̯xklɛpǝ (Q019a Neerbeek)
|
Nagenoeg vierkante leren kleppen die ter hoogte van de ogen aan het hoofdstel vastgemaakt zijn. De oogkleppen dwingen het paard altijd voor zich uit te kijken, en voorkomen zo dat het naast zich iets zou bemerken dat het doet schrikken. [JG 1a, 1b, 1c, 2b, 2c; N 13, 28; monogr.]
I-10
|