23866 |
baldakijn |
hemel:
hemel (Q019a Neerbeek)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
20695 |
balkenbrij |
balkenbrij:
Syst. WBD
balkebrie (Q019a Neerbeek)
|
Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18848 |
bangerik |
bangerik:
(sjie?thoes betekent hier: flauwerik).
enne bangerik (Q019a Neerbeek)
|
bangerik [schiethoes] [N 07 (1961)]
III-1-4
|
21781 |
bascule |
bascule:
baskuul (Q019a Neerbeek)
|
Weeginstrument met vaste vloer (bascule). [N 18 (1962)]
III-3-1
|
23344 |
basiliek |
basiliek (<lat.):
de baseliek (Q019a Neerbeek)
|
Een basiliek. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23197 |
bedevaart |
bedevaart:
bèèvaart (Q019a Neerbeek)
|
Een bedevaart, pelgrimstocht, pelgrimage [beevaart, bèèvert, bidvaart, beeweg, beevaart, begankenis]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23879 |
bedevaartvaantje |
vaantje:
vèènke (Q019a Neerbeek)
|
Een vaantje of vlagje dat tijdens een bedevaart gedragen en daarna als gedachtenis aan die bedevaart bewaard wordt, bedevaartsvaantje, -vlagje, pelgrimsvlagje. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
24054 |
bediend worden |
bediend worden:
wurd bedeend (Q019a Neerbeek)
|
Bediend worden, berecht worden, de laatste sacramenten ontvan-gen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21558 |
bedienen |
bedienen:
eine bedene (Q019a Neerbeek)
|
Iemand bedienen, berechten, iemand de laatste sacramenten toedienen. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
33344 |
bedrijfsgedeelte van het boerenhuis |
stallen:
štɛl (Q019a Neerbeek)
|
Bedoeld wordt het geheel van stallen en schuur dat achter het woonhuis gelegen is. Bepaalde benamingen zijn specifieke termen voor het bedrijfsgedeelte. Andere opgaven daarentegen zijn algemener en geven daarmee aan dat er voor de bedrijfsgebouwen geen aparte benaming bestaat, ze zijn ook in gebruik voor de boerderij in het algemeen, geven een opsomming van de voornaamste bedrijfsgebouwen of -ruimten (vandaar ook veel meervoudsvormen), verwijzen naar een belangrijk deel van de bedrijfsruimten (zoals de binnenhof of de dorsvloer) of wijzen op dat deel van het complex dat direct aan het woonhuis aansluit (zoals het stookhuis). [N 5A, 31; N 5,126; monogr.]
I-6
|