23857 |
processiepaaltjes |
bronkpalen:
bronkpäöl (Q019a Neerbeek)
|
De paaltjes die de route aangeven waarlangs de processie trekt [bronkpäöl]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23858 |
processiestrooisel |
strooisel:
struisel (Q019a Neerbeek)
|
Strooisel bestaande uit bloemen, stukgesneden stengels en bladeren en stroopsel van varens waarmee de straten versierd worden [sjtreupsel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23861 |
processievaantjes |
processievaantjes:
presesse vèènkes (Q019a Neerbeek)
|
De vaandeltjes die in de processiestoet worden meegedragen [persessieveendelkes]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
17742 |
proeven |
proeven:
preuve (Q019a Neerbeek)
|
proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
23930 |
profeet |
profeet:
profièjt (Q019a Neerbeek)
|
Een profeet [profieët]. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22310 |
proppenschieter |
klambus:
(de spindel heet de "sjpènderik"gemaakt van ijzer of eikenhout, in het laatste geval bewerkt aan de punt met "vetse"na vooraf ingesneden te zijn (ondiep) "sjneet").
klambös (Q019a Neerbeek)
|
Klakkebus (speelgoed gemaakt van vlierehout om proppen mee weg te schieten) [knaptoet, kraaktuut, proppesjeeter, klambös]. [N 06 (1960)]
III-3-2
|
20651 |
pudding |
pudding:
Syst. WBD
pudding (Q019a Neerbeek)
|
Pudding (bodding, podding?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
18110 |
puistjes |
borbelen:
bôrbele (Q019a Neerbeek),
borbeltjes:
burbelkes (Q019a Neerbeek)
|
puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
32879 |
punt van het blad van de zeis |
punt:
pønt (Q019a Neerbeek)
|
De scherpe punt aan het blad van de zeis, aan het uiteinde tegenover de arend en de hak. Zie afbeelding 5, nummer 3. [N 18, 68c; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
24227 |
putter |
putter:
pötter (Q019a Neerbeek)
|
putter (12 man en pop gelijk; rood gezicht, geel in vleugel, wit in staart; hier alleen op trek; vrij schaars; distelliefhebber; zang is vrolijk, druk gedjiedel; veel in kooi [N 09 (1961)]
III-4-1
|