e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kous: algemeen kous: kous (Neerglabbeek) kous (bedekt de voet en het been tot vlak onder of tot boven de knie) [ZND 16 (1934)] III-1-3
kouter kouter: kő̜u̯.tǝr (Neerglabbeek), kouteren: kő̜u̯.tǝrǝ (Neerglabbeek) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1
kraag kraag: kra:g (Neerglabbeek) kraag [ZND 28 (1938)] III-1-3
kraan van de metalen gierton kraan: krān (Neerglabbeek) De kraan van de zinken gierton bestaat uit een korte, met een schuif of klep te sluiten buis, die van achteren voorzien is van of zich voortzet in een schuine of opgebogen lip of plaat. Als de kraan geopend is, stroomt de gier uit de ton tegen deze lip op waardoor zij zich in een wijde boog verspreidt. De in dit lemma opgenomen termen hebben achtereenvolgens betrekking op de kraan, het sluitstuk als geheel, het gierverspreidend onderdeel daarvan en de schuif of klep waarmee de kraan geopend en gesloten wordt. [JG 1a + 1b; N P, 6; N 11A, 54c; monogr.] I-1
kraanvogel kroenekraan: krunekrane (mv.) (Neerglabbeek) kraanvogel III-4-1
krant gazet (<fr.): gəzət (Neerglabbeek), gezegd door oude mensen  kəzət (Neerglabbeek) krant [ZND 17 (1935)] III-3-1
kreeft kreeft: ook in ZND 28, 048  kréft (Neerglabbeek) kreeft [ZND 01 (1922)] III-2-3
krekel krekel: krekel (Neerglabbeek) krekel [ZND 01 (1922)] III-4-2
krentenbrood krentenbrood: verzamelfiche ook mat. van ZND 1 (a-m)  krentəbryt (Neerglabbeek) krentenbrood [ZND 28 (1938)] III-2-3
kreunen kreunen: Ze kos het gekriên van det keindsj neet miêr aanhiêre  kriêne (Neerglabbeek), krochen: Is det dan zuu zwoar deste ervan moos kròche  kròche (Neerglabbeek) kreunen III-1-4