e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
oksaal doksaal: deksoal (Neerglabbeek) Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)] III-3-3
olie boomolie: een ander woord voor olijfolie  buimulie (Neerglabbeek), salade-olie: slaaiulie (Neerglabbeek) boomolie || slaolie III-2-3
oliebol smoutbol: gebakken in uit zaad geslagen olie  smautbol (Neerglabbeek) oliebol III-2-3
oliekoek smoutkoek: smautkook (Neerglabbeek) oliekoek III-2-3
oliemolen slagmolen: slā.x[molen] (Neerglabbeek) Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.] II-3
omhulsel van het teellid sluis: slű̄s (Neerglabbeek) Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b] I-9
omzetten omscheppen: omšępǝ (Neerglabbeek) Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c] I-4
onbewolkt klaar: klōͅr (Neerglabbeek) klaar, helder [ZND 19A (1936)] III-4-4
onderkussen, peluw pulm: pɛlləm (Neerglabbeek), hoofdmatras of langwerpig onderkussen  pöllem (Neerglabbeek), pölm (Neerglabbeek) het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || peluw III-2-1
onderste handvat (onderste, korte) handhaaf: hantǝf (Neerglabbeek) Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.] I-3