e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pantoffel slof: einə slof (Neerglabbeek), slof (Neerglabbeek) pantoffel [ZND 40 (1942)], [ZND m] III-1-3
pap pap: verkl. pepke Viêr det mager pepke, zag Jepke, gèèf ich nog gèè knepke  pap (Neerglabbeek) pap III-2-3
paraplu paraplu: enə peͅrplī (Neerglabbeek), ex həb mi.nə pərəpli en də sta.ti. lo.tə sto.n (Neerglabbeek) paraplu [ZND 40 (1942)] || Paraplu. Ik heb mijn paraplu in het station laten staan. [ZND 46 (1946)] III-1-3
paren van de duiven paren: pā.rə (Neerglabbeek) Paren [van de duiven]. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
parochie parochie: `kerkelijke gem. m. past.`  ein parochī (Neerglabbeek) Een parochie; dit woord kan betekenen zoals in het Nederl. "kerkelijke gemeente met een pastoor"ofwel eenvoudig "dorp"; welke betekenis heeft het bij u? [ZND 40 (1942)] III-3-3
pasen pasen: pōͅsə velt lāt (Neerglabbeek) Paschen valt laat. [ZND 34 (1940)] III-3-3
pasgeboren kalf nuchter kalf: nēxtǝrǝ [kalf] (Neerglabbeek) [N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
passen passen: pasǝ (Neerglabbeek) Een kledingstuk passen om te zien of het goed zit en de juiste maat heeft. [N 59, 73; N 62, 8; L 48, 1; monogr.] II-7
patates frites friet: frit (Neerglabbeek), Ze kocht zich èè ti-jsje frit möt majenèès  frit (Neerglabbeek), frieten: fritten (Neerglabbeek) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || friet || frieten III-2-3
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): 1) eine petrijn  einə petrijn (Neerglabbeek) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3