e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
praam praam: prām (Neerglabbeek) Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.] I-10
pralerij prijken: Ge haudsj hèèr mote zeen pri-jke möt det nûw heedsje  pri-jke (Neerglabbeek), spiegelen: Es ze wat nûts hauw, dan mees ze doa alti-jd möt spegele  spegele (Neerglabbeek) pralen, pronken || pronken III-1-4
prei look: luuk (Neerglabbeek), poier: pūiə.r (Neerglabbeek), poor: puur (Neerglabbeek) [Goossens 1b (1960)]look || prei I-7
prent(je) beeld(je): ei søən be:ltjə (Neerglabbeek) Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)] III-3-2
pret, schik plezier: samest. ein plezeerreis  plezeer (Neerglabbeek) pret, lol III-1-4
prikkeldraad pikdraad: pekdrǭt (Neerglabbeek) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dop: dob (Neerglabbeek, ... ), doͅb (Neerglabbeek) Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] III-3-2
proeven proeven: prēvə (Neerglabbeek) proeven III-2-3
profiteren profiteren: profəēͅrə (Neerglabbeek) Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4
pruim pruim: prijm (Neerglabbeek), prûm (Neerglabbeek), reine claude (fr.): sappige, kleine paarse of groene pruim  ringeluut, rigluut (Neerglabbeek) [ZND 34 (1940)]pruim || pruim, soort I-7