e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
runderhorzellarve angel: a.ŋəl (Neerglabbeek) worm vdit laatste insect [Goossens 1b (1960)] III-4-2
rundvee beesten: bīǝstǝ (Neerglabbeek) Als vee gehouden runderen. Rundvee in het algemeen. Zie afbeelding 1. [N 3A, 1; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
rups rups: rops (Neerglabbeek), ròps (Neerglabbeek) rups rups [DC 46 (1971)] || rups, vlinderlarve III-4-2
ruw worden openspringen: øpə spreŋə (Neerglabbeek) hoe zegt gij als in de winter de huid van uw handen of uw aangezicht ruw worden, vooral bij noordenwind ? [ZND 36 (1941)] III-1-2
sacramentsprocessie sacramentsprocessie (<lat.): sacrəmeͅntsproseͅsī (Neerglabbeek) Hoe heet de processie die s zondags na H. Sacramentsdag wordt gehouden? [ZND 40 (1942)] III-3-3
salpeter salpeter: sǝlpīǝtǝr (Neerglabbeek) Chemische stof waarmee bijen bedwelmd worden. [N 63, 77d, N 63, 77c; N 63, 77b; JG 1b] II-6
samenspannen bijeenspannen: die twie spannə bieijn (Neerglabbeek) Die twee heulen samen (spannen samen tegen de anderen) [ZND 26 (1937)] III-3-1
savooiekool savooi: səvūijə (Neerglabbeek), savooiekool: savujekuul (Neerglabbeek) [Goossens 1b (1960)]savooikool I-7
schaafafval krollen: krǫlǝ (Neerglabbeek) Het afval dat bij het schaven ontstaat. Zie ook Limburgs Idioticon, pag. 222 s.v. sch√™fsel, ø̄schavelingen, krollenø̄. [N 53, 124; N 55, 189; L 42, 17; monogr.] II-12
schaal coupe (fr.): koep (Neerglabbeek), Op toafel hauw ze ein koep fruit en èè koepke krèèm gezatte  koep (Neerglabbeek) schaal III-2-1