e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
grensstrook langs een akker reen: ręi̯.n (Neerglabbeek) Een strookje niet bewerkte grond tussen twee akkers. Gezien het feit dat een akker vier zijden heeft, kan men in principe een onderscheid maken tussen de onbewerkte grond in de lengterichting van de akker en aan de kop van de akker. Indien de strook in de lengterichting van de akker alleen als grens dienst doet, is zij ongeveer een halve meter breed; dient zij ook als doorgang voor voertuigen, dan kan zij twee tot vier meter breed zijn (L 322, 369, 415, P 49, 57). De strook aan de kop van de akker wordt niet alleen gebruikt als keerstrook voor de ploeg (de zogenaamde wendakker), maar ook als weitje waar schapen (L 322) of koeien (L 360, P 119) kunnen grazen. Vaak ook is deze grond begroeid met struikgewas (L 419, Q 5, 72, 74, 75, 76, 79, 80, 83, 84, 85, 153, 154, 155a, 160, 168) of bomen (Q 169). Uit de opgaven blijkt echter vaak niet welk van de voornoemde grenzen bedoeld wordt. Daarom is in het lemma geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende grenzen; alleen als de zegslieden specifieke informatie met betrekking tot dit punt hebben vermeld, wordt dit per plaats opgenomen. Daarbij moet echter nooit uit het oog worden verloren, dat het hier gaat om een verouderd begrip. Naarmate de landbouw intensiever is geworden, zijn de oneconomische grensstroken, voor zover niet als toe- of doorgangsweg noodzakelijk, geheel verdwenen. [JG 1a, 1b, 1c, 2a-2, 2, 2b-4, 5, 2c; N 11, 7a; N 11, 7b; A 33, 11; A 33, 12, A33, 14a; A 33, 14b; monogr.; div.] I-8
griesmeel semoule (fr.): smûl (Neerglabbeek) griesmeel III-2-3
griesmeelpudding semoule-pap: De smulpaap zag mich detter smûlpap hauw gète  smûlpap (Neerglabbeek) griesmeelpap III-2-3
griffel griffel: chrifəl (Neerglabbeek) De stift, waarmee op die lei wordt geschreven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
grijnzen greilachen: zie ook green lache; cf. VD s.v. "grijnslachen"= spottend, hatelijk lachen  gri-jlache (Neerglabbeek), grijnlachen: zie ook "grijslachen  green lache (Neerglabbeek) grijnslachen || groen lachen III-1-4
gril kuren: ook materiaal znd 29, 16  kūrə (Neerglabbeek) kuren (znw) [ZND 01 (1922)] III-1-4
grindweg kiezelweg: kīəzəlwèg (Neerglabbeek) Hoe heet een weg die daarmee [steengruis (kleine stukjes steen)] bedekt is ? [ZND 24 (1937)] III-3-1
grindx kiezel: kīəzəl (Neerglabbeek) grind [ZND 01 (1922)] III-4-4
groenling groenvink: greenvink (Neerglabbeek) groenling III-4-1
groente groen: verzamelfiche, ook mat. van ZND 01 (a-m)  gre:n (Neerglabbeek), groente: greentsje (Neerglabbeek), Slaai, puur en al di-j ander greentes mote riêgelmoatig wat water kriege  greente (Neerglabbeek) groente || groenten [ZND 24 (1937)] III-2-3