e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
jurk kleed: anna⁄s klɛit əs veͅ. langər ɛs dɛt van mikə (Neerglabbeek) Kleed. Annas kleed is veel langer als dat van Mieke [ZND 44 (1946)] III-1-3
jus, vleesnat sop: soͅp (Neerglabbeek) vleesnat, jus [ZND 36 (1941)] III-2-3
kaal duivenjong kakjong: kàGjoŋ (Neerglabbeek) Kaal duivejong. [Goossens 1b (1960)] III-3-2
kaam kaam/kamen: kǭmǝ (Neerglabbeek) Het wit gerimpeld of vlokkig vlies op wijn, bier, azijn, etc. dat wordt gevormd door een spruit- of gistzwam. [S 16; L 1 a-m; L 27, 53; monogr.] II-2
kaantjes kaaien: kūi̯.jə (Neerglabbeek), kaantjes  kuje (Neerglabbeek), krappeltjes: Verwant aan krep (dunne stof) Mo bakde mich eine bògkeskook möt kreppelkes spek in  kreppelke (Neerglabbeek) gebraden stukje spek || kanen [Goossens 1b (1960)] || uitgebraden stukjes spek waarvan het vet is weggeschept III-2-3
kaarsendomper kaarsendomper: karzədoͅmpər (Neerglabbeek) kaarsendomper, d.i. het metalen horentje waarmee de kaars uitgedoofd werd? [ZND 36 (1941)] III-2-1
kaas kaas: Loat dich di-jne kiês mè neet pakke: Laat je maar niet afpakken wat van of voor je is  kiês (Neerglabbeek) kaas III-2-3
kabouter kabouter: ijnə kəboͅtər (Neerglabbeek) Een kabouter (klein mannetje uit de sprookjes). [ZND 27 (1938)] III-3-3
kachel, stoof stoof: stoaf (Neerglabbeek), støͅv (Neerglabbeek, ... ), vuur: Ze zat de koffiepot oppet veer  veer (Neerglabbeek) kachel || kachel, stoof [ZND 01 (1922)], [ZND 22 (1936)] III-2-1
kachelpijp stoofpijp: stoafpi-jp (Neerglabbeek) tube III-2-1