e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L367p plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kleingeld kleingeld: klijgält (Neerglabbeek) kleingeld [ZND 28 (1938)] III-3-1
kleinkinderen kindskind: kindskeindsj (Neerglabbeek), kindskinder: keindskeiner (Neerglabbeek) kleinkind || kleinkinderen III-2-2
klepel klepel: də klieəpəl vannə klok (Neerglabbeek) De klepel van de klok. [ZND 28 (1938)] III-3-3
kletsen babbelen: Van Dale: babbelen, 1. veel praten over dingen van weinig belang, uit lust tot praten; (schoolt.) met elkaar praten van leerlingen onder de les; -2. praatjes verkopen, kwaadspreken; -3. keuvelen, gezellig praten; -4. (gew.) uit de school klappen; -5. (in litt. t.) een geluid maken dat aan babbelen doet denken.  babələ (Neerglabbeek) praten, klappen, kallen [ZND 36 (1941)] III-3-1
kletsen [onnozele praat vertellen] zauwelaar (zn.): sawelèr (Neerglabbeek) Hoe zegt ge "hij vertelt onnoozelen praat (of leugens)"? [ZND 40 (1942)] III-3-1
kletsoor klatsoor: kladzūi̯ǝr (Neerglabbeek) Dun eindje touw of leer aan het uiteinde van het snoer van de zweep dat bij het slaan een knallend geluid maakt. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 13, 95c; L B2, 245; L 8, 142; R 14] I-10
kletswijf babbelwijf: babbelwīef (Neerglabbeek) Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)] III-3-1
kleurx kleur: klyr (Neerglabbeek, ... ) kleur [ZND 01 (1922)], [ZND 28 (1938)] III-4-4
klierziekte klieren: De meeste informanten vertalen enkel het zinnetje hij heeft klieren (in de hals) zonder een speciale benaming voor deze klieren op te geven.  klērə (Neerglabbeek) hij heeft klieren (in de hals). Bestaat hiervoor een speciale volksnaam ? [ZND 28 (1938)] III-1-2
klimop pijpjes: -  pipkəs (Neerglabbeek) klimop [ZND 36 (1941)] III-4-3