e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kweepeer tweepeer: twīpēr (Neerglabbeek) [ZND 29 (1938)] I-7
kwezel kwezel: wāt ijn kwēzəl (Neerglabbeek) Wat een kwezel! [ZND 29 (1938)] III-3-3
kwispelstaarten kwispelen: kwespele (Neerglabbeek) kwispelstaarten [ZND 29 (1938)] III-2-1
laag grond laag: løg (Neerglabbeek), (als zelfst. nw.).  loag (Neerglabbeek) laag (subst.) || laag (znw.) [ZND 29 (1938)] III-4-4
laag schoven op de wagen laag: lǭx (Neerglabbeek) Zie de toelichting bij het lemma ''tasser op de wagen'' (5.1.5). Voorkop is de laag op de naar voren uitstekende ladder boven het paard. [N 15, 42; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-4
laagte in het landschap laagte: lextǝ (Neerglabbeek) Een laagte in het landschap in het algemeen. Vergelijk ook lemma 1.2.8 ɛlaagte in een akkerɛ.' [L 29, 30; Wi 11; A 10, 4; S 20] I-8
ladderboom leierboom: lęi̯.ǝrbǫu̯.i̯m (Neerglabbeek), (mv)  lęi̯.ǝrb˙ęi̯m (Neerglabbeek) Elk van de twee balken van een zijladder waartussen zich de sporten bevinden. [JG 1a; JG 1b] I-13
lade lade: laai (Neerglabbeek), lā (Neerglabbeek), schuif: sji-jf (Neerglabbeek), Hèè trok het sji-jfke upe  sji-jf (Neerglabbeek) kastlade || lade || lade van een tafel [ZND 37 (1941)] || schuif III-2-1
laden laden: lāi̯.ǝ (Neerglabbeek) De kar laden. Vergelijk ook WLD I, afl. 4, p. 84 ev [JG 1a, 1b; L 37, 14; Wi 33, 39; add. bij N 18] I-10
lading vracht: vraxt (Neerglabbeek) Datgene wat op de kar of kruiwagen wordt geladen. [JG 1a, 1b; Wi 52; monogr.] I-10