e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lid van een vereniging lid: lit (Neerglabbeek) Lid van een vereniging. [ZND 37 (1941)] III-3-1
lied, liedje liedje: letsə (Neerglabbeek), dim.  lēṭə (Neerglabbeek, ... ) Lied: het feest verliep, zonder dat er een lied werd gezongen. [ZND 46 (1946)] || Liedje. [ZND m] III-3-2
liefkozen karnoffelen: zie ook knûffele  kernòffele (Neerglabbeek), moederen: Ich goan heivers, zag ¯r Ich goan nog èè bitsje mojere  mojere (Neerglabbeek) knuffelen, vrijen || lekker knuffelen III-1-4
liegen liegen: le:gə (Neerglabbeek) liegen [ZND 25 (1937)] III-3-1
lies lies: līəs (Neerglabbeek) de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] III-1-1
lieveheersbeestje lieveheersbeestje: livvenhiêrsbiêsje (Neerglabbeek), lievevrouwebeestje: lievevrouwebeestje (Neerglabbeek), ook in ZND 16, 006  lievevrouwebeestje (Neerglabbeek) lieveheersbeestje [DC 49 (1974)], [ZND 05 (1924)] III-4-2
liggen liggen: leggə (Neerglabbeek) liggen [ZND 25 (1937)] III-1-2
lijden lijden: lett. en fig.  li-je (Neerglabbeek) pijn hebben III-1-4
lijkbidder lijkbidder: znd 1 a-m; znd 30, 25;  lîêkbéjjər (Neerglabbeek, ... ) lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)] III-2-2
lijsterbes klijsterbeer: kliesterbīēr (Neerglabbeek) lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)] III-4-3