23227 |
oksaal |
doksaal:
deksoal (L367p Neerglabbeek)
|
Een schoon (d)oksaal (waar het orgel zich bevindt in de kerk). [ZND 39 (1942)]
III-3-3
|
20547 |
olie |
boomolie:
een ander woord voor olijfolie
buimulie (L367p Neerglabbeek),
salade-olie:
slaaiulie (L367p Neerglabbeek)
|
boomolie || slaolie
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
smoutbol:
gebakken in uit zaad geslagen olie
smautbol (L367p Neerglabbeek)
|
oliebol
III-2-3
|
20759 |
oliekoek |
smoutkoek:
smautkook (L367p Neerglabbeek)
|
oliekoek
III-2-3
|
26677 |
oliemolen |
slagmolen:
slā.x[molen] (L367p Neerglabbeek)
|
Wind-, water- of rosmolen waarin uit zaden olie wordt geslagen. Het zaad wordt daartoe gekneusd met behulp van de zgn. kollergang bestaande uit twee verticaal geplaatste loperstenen. Het geplette zaad wordt in een pan verhit en vervolgens in wollen zakjes (builen) geborgen, waarna de builen in leren omslagen met een paardeharen voering gelegd worden. Het op deze wijze verpakte warme zaadmeel wordt daarna tweemaal geperst. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [JG 1a; JG 1b; Vds 15; Jan 15; Coe 5; Grof 5; monogr.; N D add.]
II-3
|
33792 |
omhulsel van het teellid |
sluis:
slű̄s (L367p Neerglabbeek)
|
Schede van de roede. [JG, 1b; N 8, 36 en 37b]
I-9
|
25685 |
omzetten |
omscheppen:
omšępǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Het met de graanschop omkeren van het op de graanzolder uitgespreide graan. [JG 1a, 1b, 2c]
I-4
|
25149 |
onbewolkt |
klaar:
klōͅr (L367p Neerglabbeek)
|
klaar, helder [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
19395 |
onderkussen, peluw |
pulm:
pɛlləm (L367p Neerglabbeek),
hoofdmatras of langwerpig onderkussen
pöllem (L367p Neerglabbeek),
pölm (L367p Neerglabbeek)
|
het langwerpig kussen dat op de matras en onder het eigenlijke hoofdkussen ligt (Fr. traversin) [ZND 27 (1938)] || peluw
III-2-1
|
31712 |
onderste handvat |
(onderste, korte) handhaaf:
hantǝf (L367p Neerglabbeek)
|
Het onderste handvat van de steel van de zeis, dat in de rechterhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het korte handvat van model A, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de gegevens opgenomen omtrent de localisatie van model B, waarvan het onderste handvat in de kromming van de steel zit of waar dit handvat lang en T-vormig is. Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het bovenste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (onderste, korte, kleine, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A2 en B2.' [N 18, 67c; N C, 3b2; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|