e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
persoon met een lastig karakter ambetanterik: sjei toch ins ût möt dat stòm gedoons, liêliken ambetanterik deste bö  ambetanterik (Neerglabbeek), geen gemakkelijke: deͅtizgeinə gəmeͅkələkə (Neerglabbeek), warse sakker: Eine wèèrse sakker Fr. sacre  wèèrse sakker (Neerglabbeek) Hij is niet gemakkelijk, ... niet mak (een lastig karakter). [ZND 38 (1942)] || lastigaard || lastige persoon III-1-4
perzik pche-je: haast altijd dim.  pèèske (Neerglabbeek) perzik I-7
perzikkruid reutsel: rē̜tsǝl (Neerglabbeek) Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56] I-5
pet: algemeen klak: klak (Neerglabbeek), pots: puts (Neerglabbeek) pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] III-1-3
peterselie peterselie: petərsē.li (Neerglabbeek) [Goossens 1b (1960)] I-7
petroleumlamp quinquet: vgl. Fr. quinquet Het leechtsje vanne kinkee mook ein ròn vlek oppet toafellake  kinkee (Neerglabbeek) petroleumlamp III-2-1
peul schaal: sāl (Neerglabbeek) groene schaal waarin erwten en bonen zitten [ZND 40 (1942)] III-2-3
peul, dop (znw) hauw: hau (Neerglabbeek), schaal: šāl (Neerglabbeek, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulen, doppen (ww.) uitdoen: ū.i̯dō.n (Neerglabbeek), ytdoͅn (Neerglabbeek) [Goossens 1b (1960)] [ZND 40 (1942)] I-7
peulerwten sokkererwten: sokəreͅ.rtə (Neerglabbeek) [Goossens 1b (1960)] I-7