27074 |
praam |
praam:
prām (L367p Neerglabbeek)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
19320 |
pralerij |
prijken:
Ge haudsj hèèr mote zeen pri-jke möt det nûw heedsje
pri-jke (L367p Neerglabbeek),
spiegelen:
Es ze wat nûts hauw, dan mees ze doa alti-jd möt spegele
spegele (L367p Neerglabbeek)
|
pralen, pronken || pronken
III-1-4
|
21006 |
prei |
look:
luuk (L367p Neerglabbeek),
poier:
pūiə.r (L367p Neerglabbeek),
poor:
puur (L367p Neerglabbeek)
|
[Goossens 1b (1960)]look || prei
I-7
|
22687 |
prent(je) |
beeld(je):
ei søən be:ltjə (L367p Neerglabbeek)
|
Een schoon beeldeken (Fr. image). [ZND 21 (1936)]
III-3-2
|
19333 |
pret, schik |
plezier:
samest. ein plezeerreis
plezeer (L367p Neerglabbeek)
|
pret, lol
III-1-4
|
33740 |
prikkeldraad |
pikdraad:
pekdrǭt (L367p Neerglabbeek)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
dop:
dob (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek,
L367p Neerglabbeek),
doͅb (L367p Neerglabbeek)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)]
III-3-2
|
17742 |
proeven |
proeven:
prēvə (L367p Neerglabbeek)
|
proeven
III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profəēͅrə (L367p Neerglabbeek)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|
20911 |
pruim |
pruim:
prijm (L367p Neerglabbeek),
prûm (L367p Neerglabbeek),
reine claude (fr.):
sappige, kleine paarse of groene pruim
ringeluut, rigluut (L367p Neerglabbeek)
|
[ZND 34 (1940)]pruim || pruim, soort
I-7
|