34117 |
scrotum |
beugel:
bī.gǝl (L367p Neerglabbeek)
|
Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b]
I-11
|
34522 |
seksen |
sekken:
sɛkǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b]
I-12
|
20962 |
selderij |
sellerie:
seͅlərii̯ (L367p Neerglabbeek)
|
[Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19401 |
servies |
servies:
Hiêrt dèè uich bi-j het servi-js: hoort die ook bij het gezelschap
servi-js (L367p Neerglabbeek)
|
servies
III-2-1
|
28694 |
sikkel |
zekel:
zē.kǝl (L367p Neerglabbeek)
|
Werktuig in de vorm van een halve cirkel met een korte steel dat gebruikt wordt om gras en soms ook wel graan te maaien. In Noord Ned. Limburg is herhaaldelijk opgemerkt: "zelden in handen van boeren ... het is een typisch vrouwengereedschap" (L 270). [N 11, 88; N 18, 79; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 28 en 28a; A 14, 7 en 11; A 23, 16.2; L 20, 28; L 42, 46; L 45, 11; Lu 1, 16.2; NE 2, 1; Wi 51; monogr.; add. uit N Q, 11c]
I-5
|
20791 |
sinaasappel |
appelsien:
apəlsīn (L367p Neerglabbeek)
|
sinaasappel [ZND 40 (1942)]
III-2-3
|
33981 |
singel |
buikriem:
būɛ.krēm (L367p Neerglabbeek),
singel:
se.ŋǝl (L367p Neerglabbeek)
|
Riem die het zadel op zijn plaats houdt. Hij is aan de zijkanten van het zadel vastgehecht en wordt onder de buik van het paard door middel van een gesp gesloten. [JG 1a, 1b; N 13, 72; monogr.]
I-10
|
23286 |
sint-pieter te rome |
sint-pieter:
sent-pētər (L367p Neerglabbeek)
|
Sint-Pieter. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
33587 |
sjalot |
sjarlot:
šərloͅtə (L367p Neerglabbeek)
|
sjalotten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
21143 |
sjees |
sjees:
šis (L367p Neerglabbeek)
|
Licht en hoog tweewielig rijtuigje voor twee personen met een verstelbare kap. Er is geen aparte bok voor de koetsier. De sjees was voor rijke boeren vaak het voertuig waarmee ze onder meer naar de kerk of naar de stad gingen. De sjees is het bekendste tweewielige rijtuig, vandaar dat de benaming "sjees" ook wel vermeld werd als naam voor het tweewielig rijtuig in het algemeen. [N 17, 5; N 101, 1, 3, 4, 8, 15; N G, 51; L 1a-m; L 36, 70; S 18, 30; monogr]
I-13
|