33114 |
vlegelknuppel, slaghout |
vlegel:
[vlegel] (L367p Neerglabbeek)
|
Het slaghout van de dorsvlegel is 50 à 60 cm lang en wat dikker dan het hout van de steel. Het is niet van het allerhardste hout gesneden, omdat het dan zou barsten bij het slaan op de grond; doorgaans is het van berkehout. Oorspronkelijk werd als benaming van dit "werkende deel" van het gereedschap de naam het geheel genomen, hier dus vlegel; we zagen dat ook bij de ''zeis'' (3.2.1) in aflevering I.3 en de ''zicht'' (4.3.1) in deze aflevering. Het regelmatig voorvoegsel ''vlegel(s)'' in ''vlegel(s)kop'' is niet in dit lemma opgenomen. Voor de fonetische documentatie van het woord(deel) [vlegel] en [vleger] zie het lemma ''dorsvlegel'' (6.1.8). Zie afbeelding 10, b. [N 14, 3c; JG 1a, 1b; L39, 13a; monogr.; add. uit N 14, 3e en 4]
I-4
|
33113 |
vlegelstok |
geerd:
gē̜rt (L367p Neerglabbeek)
|
De steel van de vlegel die de dorser in de hand houdt. De lengte van de steel "behoort van de kin van dorser tot de grond te reiken" (Goossens, Lic. Verh.), of, naar de zegsman van L 325: "is tweeēneenhalf maal de kop in lengte". Het regelmatig voorvoegsel vlegel(s)- is niet in dit lemma opgenomen. Zie afbeelding 10, a. [Goossens, Lic. Verh.]
I-4
|
21442 |
vleien |
mouwvegen:
Hŋ kan möwvŋgə (L367p Neerglabbeek)
|
Hij kan flikflooien (laag vleien, mouwstrijken, enz.). [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
22154 |
vleugel |
vleugel:
vliêgel (L367p Neerglabbeek),
wiek:
week (L367p Neerglabbeek)
|
vleugel ve vogel || vleugel, wiek
III-4-1
|
33141 |
vleugels in de wanmolen |
vleugels:
vlī.gǝls (L367p Neerglabbeek)
|
De schuingeplaatste plankjes die op een as zijn gemonteerd die wordt aangedreven, waardoor er een windstroom ontstaat, in de wanmolen. [N 14, 45b; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-4
|
33986 |
vliegennet |
vliegenkleed:
vlēgǝklęi̯.t (L367p Neerglabbeek)
|
Fijnmazig net dat over een ingespannen paard wordt gehangen om het tegen vliegen te beschermen. [JG 1a, 1b, 2a, 2b; N 13, 82a]
I-10
|
24505 |
vlierbes |
vlier:
flèèr (L367p Neerglabbeek)
|
vlierbes
III-4-3
|
24392 |
vlinder |
pepel:
pepel (L367p Neerglabbeek),
snuffel:
snefəl (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek),
sniffel (L367p Neerglabbeek)
|
vlinder [GV Gr (1935)], [ZND 16 (1934)], [ZND 18G (1935)]
III-4-2
|
24396 |
vlo (enk.) |
vlo:
vluuj (L367p Neerglabbeek)
|
vlo
III-4-2
|
19702 |
vloertegel |
dalle (fr.):
met stoottoon vgl. Fr. dalle Ver goan viêr uis hûs nûw dals loate lègke
dal (L367p Neerglabbeek),
plavei:
plevej (L367p Neerglabbeek),
De wèèg noa de höl is möt gooj viêrnemes geplavejdsj
plevej (L367p Neerglabbeek)
|
grote meestal cementen tegel || plavei || tegel
III-2-1
|