32841 |
zwenghout, spoorstok |
eghaam:
ęqām (L367p Neerglabbeek)
|
Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.]
I-2
|
21511 |
zweren |
een eed doen op:
ich weler ijnən èt oͅp dōn (L367p Neerglabbeek)
|
Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)]
III-3-1
|
18045 |
zweren, etteren |
zweren:
di woͅn zal zwèrə (L367p Neerglabbeek)
|
Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)]
III-1-2
|
28506 |
zwerm |
zwerm:
zwɛ.rǝm (L367p Neerglabbeek)
|
Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.]
II-6
|
28505 |
zwermen |
zwermen:
zwɛrmǝ (L367p Neerglabbeek)
|
Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.]
II-6
|
19301 |
zwoegen |
ezelen:
dèè wuiver(d) hèèt zee lève langk zitten iêzele, tot det hèè d¯r bi-j nèèrgevallen is
iêzele (L367p Neerglabbeek),
juisteren:
en alti-jd juistere en geldsj oppotte
juistere (L367p Neerglabbeek),
poejakken:
Mânleef, vèè höbbe nogal mote pûzjakke viêr op ti-jd kloar te zeen
pûzjakke (L367p Neerglabbeek)
|
reg. ww. van het Barg. piezakken: stevig doorwerken || slaven, zwoegen || zeer hard werken
III-1-4
|
21113 |
zwoord |
zwaard:
zwārs (L367p Neerglabbeek),
verkl. zwèèrske Dich höbs ziêker zwaars achter di-jn ure: ben je soms doof Hèè hauw zi=jn hoar tot oppe zwaars(schedel) loate knippe(of sni-je)
zwaars (L367p Neerglabbeek)
|
zwoerd [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
21456 |
één frank |
frank:
deͅt kost ejnə franch (L367p Neerglabbeek)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|