e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerglabbeek

Overzicht

Gevonden: 2098
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
broeden, op eieren zitten broeden: brēi̯n (Neerglabbeek), brēi̯ǝ (Neerglabbeek) [N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.] I-12
broedhen broeder: brēi̯ǝr (Neerglabbeek) Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.] I-12
broek boks: boks (Neerglabbeek), boksriem: boksrēm (Neerglabbeek) De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.] I-10
broek: algemeen boks: boks (Neerglabbeek, ... ), bōks (Neerglabbeek) broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)] III-1-3
brompot grommelaar: gromelŋr (Neerglabbeek) Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)] III-3-1
bromtol zingdop: zingdob (Neerglabbeek) Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)] III-3-2
bron bron: brǫn (Neerglabbeek) Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I] I-8
bronstig breustig: bręi̯.stex (Neerglabbeek), bręi̯stex (Neerglabbeek) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.] I-12
bronstig, van merries steeg (stadig): stīǝx (Neerglabbeek) Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.] I-9
brood brood: boven de ö staat een lengte-teken  bröt (Neerglabbeek), torenkruiersbrood: als stokbrood of als sandwich  Turekri-jersbruud (Neerglabbeek) (brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || in Bocholt een veelgranenbrood, waarvan de granen geweekt zijn in diverse soorten Seizoensbieren III-2-3