34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
brēi̯n (L367p Neerglabbeek),
brēi̯ǝ (L367p Neerglabbeek)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34506 |
broedhen |
broeder:
brēi̯ǝr (L367p Neerglabbeek)
|
Kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [N 19, 59; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
18744 |
broek |
boks:
boks (L367p Neerglabbeek),
boksriem:
boksrēm (L367p Neerglabbeek)
|
De horizontale riem van het achterhaam die om de billen van het paard loopt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 75; monogr.]
I-10
|
18197 |
broek: algemeen |
boks:
boks (L367p Neerglabbeek, ...
L367p Neerglabbeek),
bōks (L367p Neerglabbeek)
|
broek [ZND 22 (1936)] || broek (kledingstuk voor mannen) [ZND 16 (1934)]
III-1-3
|
21603 |
brompot |
grommelaar:
gromelŋr (L367p Neerglabbeek)
|
Hoe heet iemand die zijn kwade luim toont met binnensmonds mompelen? [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
22586 |
bromtol |
zingdop:
zingdob (L367p Neerglabbeek)
|
Hoe noemt (noemde) men de tol, die bij het ronddraaien een brommend geluid maakt, als deze van blik en bontgekleurd is? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
24948 |
bron |
bron:
brǫn (L367p Neerglabbeek)
|
Natuurlijke opening in de grond waar water uit opwelt. [S 5; L 1a-m; L 22, 26; N 5A(I]
I-8
|
34342 |
bronstig |
breustig:
bręi̯.stex (L367p Neerglabbeek),
bręi̯stex (L367p Neerglabbeek)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk varken. [N 19, 12; N C, 4d; A 43, 20a; JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 52, add.; N 76, add.; monogr.]
I-12
|
33864 |
bronstig, van merries |
steeg (stadig):
stīǝx (L367p Neerglabbeek)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van merries. Een hengstige merrie reageert op de aanwezigheid van de hengst met het optillen van de staart. Ze neemt herhaaldelijk een urirende houding aan, waarbij kleine hoeveelheden urine worden geloosd, terwijl de clitorisch ritmisch naar buiten wordt geperst. Bij de afwezigheid van de hengst zijn deze symptomen minder duidelijk of soms geheel afwezig. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; N 8, 42a en 44; N 8A, 2; monogr.]
I-9
|
20769 |
brood |
brood:
boven de ö staat een lengte-teken
bröt (L367p Neerglabbeek),
torenkruiersbrood:
als stokbrood of als sandwich
Turekri-jersbruud (L367p Neerglabbeek)
|
(brood) hij doopt zijn brood in zijn koffie [ZND 23 (1937)] || in Bocholt een veelgranenbrood, waarvan de granen geweekt zijn in diverse soorten Seizoensbieren
III-2-3
|