e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q096c plaats=Neerharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneltrein expres (<fr.): eenen expres (Neerharen), sneltrein: ene sneiltrein (Neerharen) Sneltrein. [ZND 35 (1941)] III-3-1
snoepgoed slok: slòk (Neerharen) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3
snuifje snuifje: snuufke (Neerharen) snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)] III-2-3
snuit snuits: snū.ts (Neerharen), snūts (Neerharen) [N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b] I-12, I-9
soepketel, waterketel marmiet: koperen waterketel alhoewel ook andere betekenis zie vr. 16  marmēt (Neerharen) berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
soepketeltje marmiet: marmēt (Neerharen) keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)] III-2-1
soepterrine soepterrine: soͅptrin (Neerharen) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soepvlees soepenvlees: soppevleisj (Neerharen) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
sok sok: zok (Neerharen) sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] III-1-3
sokophouder jarretelle (fr.): sjartel (Neerharen) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3