e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q096c plaats=Neerharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
uitwerpselen kak: kak (Neerharen), keutel: keutelen (Neerharen), stront: strôônt (Neerharen), Gemeen.  stront (Neerharen) uitwerpselen [N 10c (1995)] III-1-1
uitwerpselen van koeien flat: flat (Neerharen) [N M, 8a; A 9, 24a; JG 1a, 1b; N 11A, 40a; monogr.; add. uit N 5A (I] I-11
uitwijken terzijde uitvaren: tǝrzęi̯.ǝ ū.t˲vā.rǝ (Neerharen) Als de weg smal is en er komt van de tegenovergestelde zijde een kar af, dan zullen beide voertuigen moeten uitwijken. [JG 1a, 1b; monogr.] I-10
urine pis: pis (Neerharen, ... ), zeik: Gemeen.  zeik (Neerharen, ... ) urine [N 10c (1995)] III-1-1
urineren pissen: pissen (Neerharen, ... ), zeiken: Gemeen.  zeike (Neerharen), zeiken (Neerharen) urineren [N 10c (1995)] III-1-1
vaars rind: ręnt (Neerharen), rɛ.nt (Neerharen), vaars: vē̜rs (Neerharen) Jonge koe van ongeveer twee jaar die nog geen kalf heeft gehad of voor de eerste maal kalft. [JG 1a, 1b; A 2, 38; A 4, 11; Gwn V, 6; L 8, 27; L 20, 11; R 3, 37; S 38 en 49; Wi 16; monogr.; add. uit N 3A, 20] I-11
vagina, geslachtsorgaan van de merrie lijf: lī.f (Neerharen) Het uitwendig zichtbare geslachtsdeel. [JG 1a, 1b; N 8, 35, 39b en 40] I-9
vak van een kast vak: vak (Neerharen) Deel van een kast dat door schotjes of deurtjes van de rest gescheiden is (vak, loket) [N 79 (1979)] III-2-1
valhoedje valhoedje: valheutje [valhøtšə} (Neerharen) hoedje, beschuttend ~ voor kinderen die pas lopen [N 25 (1964)] III-1-3
van de leg afraken van de leg af: van dǝ lęk āf (Neerharen) [N 19, 50b; N 19, Q 111 add.; monogr.] I-12