e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q096c plaats=Neerharen

Overzicht

Gevonden: 2169
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
koe met gebogen, opgezette rug kruif: krūf (Neerharen) [N 3A, 145c] I-11
koe met hellend kruis juk: joǝk (Neerharen) [N 3A, 145a; monogr.] I-11
koe met korte poten diepe koe: dēpǝ kō (Neerharen) [N 3A, 142b] I-11
koe met lange poten hoogpoter: hugpytǝr (Neerharen) [N 3A, 142a] I-11
koe met slappe, doorgezakte rug zaalrug: zalrøk (Neerharen), zǭlręk (Neerharen) [N 3A, 145b] I-11
koeherder koeherd: kōɛ̄rt (Neerharen), koejongen: kōjǫŋ (Neerharen) Zie ook het lemma ''koewachter, veeknecht'' (1.3.14) in wld I.6, blz. 23-25. [N 3A, 12b; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
koeienmaag pens: pęns (Neerharen) Bedoeld is hier de koeienmaag in haar geheel. [N 3A, 120; A 9, 11] I-11
koeienstand stelling: štęleŋ (Neerharen) Dat deel van de stal waar de koeien staan en dat gelegen is tussen de stalpalen en de mestgoot of het mestbed. De koeienstand in moderne stallen is iets hoger dan de mestgoot en mestgang er achter, waardoor voorkomen wordt dat de koeien in de mest en gier staan staan of liggen. Sommige woordtypen betreffen de vloer of het soort vloer waar de koeien op staan. De meervoudsvormen hebben doorgaans betrekking op de dubbele stal waar het telkens om twee koeienstanden gaat, die tegenover elkaar geplaatst zijn. Zie afbeelding 10. [N 5A, 40b; N 4, 79; A 10, 9a en 14; Gwn 4, 7; monogr.] I-6
koekenpan pan: pan (Neerharen), spekpan: speͅkpan (Neerharen), vleespan: vleͅi̯špan (Neerharen) Platte pan met een steel voor het bakken van pannekoeken, eieren, etc. (koekepan, pan) [N 79 (1979)] || pot, metalen ~ met steelvormig handvat; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
koele wind koel windje: e keul weind-sje (Neerharen) koele wind [koeltje] [N 81 (1980)] III-4-4