21122 |
noten afslaan |
noten slaan:
neut sloòn (Q096c Neerharen)
|
Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
33501 |
notendop |
bolster:
bolster (Q096c Neerharen),
leut:
luit (Q096c Neerharen)
|
De harde huid van een noot (bast, bolster, sloester, schaal, hulster, boost, bluster, boets, schulp, schelp, snoester). [N 82 (1981)]
I-7
|
18334 |
nylonkous |
nylonkous:
nilonkousen (Q096c Neerharen)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
22702 |
o.l.v.-hemelvaart |
onze-lieve-vrouw-hemelvaart:
os leeve vrouw hemelvaart (Q096c Neerharen)
|
Hoe heet bij u de feestdag van O.L.V.-Hemelvaart (15 augustus)? [ZND 17 (1935)]
III-3-2
|
24947 |
oever |
aan die kant:
#NAME?
aan deè kant (Q096c Neerharen)
|
oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
eventjes:
effekes (Q096c Neerharen)
|
even [ZND 34 (1940)]
III-4-4
|
26678 |
olie slaan |
smout slaan:
smaj.t slō.n (Q096c Neerharen)
|
In een oliemolen olie persen uit geplette en verwarmde zaden. Zie ook de lemmata ɛvoorslagblokɛ en ɛheiɛ.' [Jan 17; Jan 279; Coe 15 add.; JG 1b, add.]
II-3
|
18188 |
omslagdoek (alg.) |
plag:
plak (Q096c Neerharen)
|
schouderdoek, wollen ~ of omslagdoek, soms ook wel over het hoofd gedragen [neus-, nuisdook, nuizek, nuzzing, plak, plaggen, sjelon, falie] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18708 |
omslagdoek onder mantel of jak |
foulardje (<fr.):
fularkə (Q096c Neerharen)
|
omslagdoek die onder mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18715 |
omslagdoek over mantel of jak |
plag:
plak (Q096c Neerharen)
|
omslagdoek die over mantel of jak wordt gedragen [N 23 (1964)]
III-1-3
|