e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerharen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
priestersteek met ronde luifel steek: steek (Neerharen) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prikkeldraad pikkeldraad: pekǝldrǫt (Neerharen), pindraad: pēndrǭt (Neerharen) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
proeven proeven: preuven (Neerharen) proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)] III-2-3
profiteren profiteren: van de geleigenheid profiteeren (Neerharen) Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)] III-1-4
pronkveer op een hoed veer: vèr (Neerharen) pronkveer op een hoed [N 25 (1964)] III-1-3
proosten klinken: klinken (Neerharen) proosten; Hoe noemt U: De glazen tegen elkaar aanstoten als teken dat men elkaar veel goeds toewenst (knutsen, klinken, proosten) [N 80 (1980)] III-2-3
proppenschieter klapbus: klabuesj (Neerharen), beuch = be/ech  klabeúch (Neerharen) Klakkebus; cilindervormig kinderspeeltuig van vlierhout. [ZND 15 (1930)] III-3-2
provisiekast, etenskast voorraadkast: vøͅrra͂tkas (Neerharen) voorraad- of provisiekast [N 05A (1964)] III-2-1
pruim pruim: proem (Neerharen) [ZND 34 (1940)] I-7
pruimen sjieken: sjikken (Neerharen) pruimen; Hoe noemt U: Tabak kauwen (pruimen, sikken, sjikken) [N 80 (1980)] III-2-3