34531 |
roepwoord om de klokhen te lokken |
klok, klok, klok:
klok, klok, klok (Q096c Neerharen)
|
[N 19, 44c; A 6, 2c]
I-12
|
34460 |
roepwoord voor de geit |
lem, lem, lem:
lęm, lęm, lęm (Q096c Neerharen),
mette, mette:
mętǝ, mętǝ (Q096c Neerharen)
|
[N 19, 74e; VC 14, 2l r; L B2, 259e -263-; monogr.; N C, Q 111 add.]
I-12
|
34461 |
roepwoord voor de jonge geit |
lem, lem:
lęm, lęm (Q096c Neerharen),
mette, mette:
mętǝ, mętǝ (Q096c Neerharen)
|
[N 19, 74f; VC 14, 2m -r-]
I-12
|
34217 |
roepwoord voor de stier |
menne:
męnǝ (Q096c Neerharen)
|
[N 3A, 13]
I-11
|
20819 |
roeren |
roeren:
réúre (Q096c Neerharen)
|
roeren [DC 47 (1972)]
III-2-3
|
19441 |
roestplek |
spik:
spik (Q096c Neerharen)
|
Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19410 |
roet |
roet:
root (Q096c Neerharen)
|
Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
32976 |
rogge |
koren:
kō.rǝ (Q096c Neerharen),
rog(ge):
røqǝ (Q096c Neerharen)
|
Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a]
I-4
|
18314 |
rok als bovenkledingstuk |
overgooier:
euvergoeijer (Q096c Neerharen)
|
rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18320 |
rok van grove stof |
tiereteien:
Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.
teeretèje (Q096c Neerharen)
|
rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)]
III-1-3
|