21623 |
biljet van honderd frank |
briefje van honderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
brēfkə van hōndərt (Q096c Neerharen)
|
100 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
tientje:
ps. omgespeld volgens Frings.
tinšə (Q096c Neerharen)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21620 |
biljet van twintig frank |
briefje van twintig:
ps. omgespeld volgens Frings.
brēfkə van twentəx (Q096c Neerharen)
|
20 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21640 |
biljet van vijfhonderd frank |
briefje van vijfhonderd:
ps. omgespeld volgens Frings.
brēfkə van vifhōndərt (Q096c Neerharen)
|
500 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21639 |
biljet van vijftig frank |
briefje van vijftig:
ps. omgespeld volgens Frings.
brēfkə van viftəx (Q096c Neerharen)
|
50 franc, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (Q096c Neerharen)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
30486 |
binddraad |
hangdraad:
heŋdrǭt (Q096c Neerharen)
|
De ijzerdraad die men tegenwoordig gebruikt om de garde te bevestigen. Volgens de invuller uit L 320a moet de 'dekdraad' uit gegalvaniseerd ijzer of koperdraad vervaardigd zijn. In Q 98 gebruikte men panhaken om de garden vast te zetten. [N F, 7]
II-9
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
bęnǝbīr (Q096c Neerharen),
bęnǝbīǝr (Q096c Neerharen)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
middendeur:
medǝdø̄ ̞r (Q096c Neerharen)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
19444 |
binnenplaats |
cour-tje:
köir-ke (Q096c Neerharen)
|
Plaats die bij een huis hoort en omsloten is door muren (binnenplaats, plaatsje, plein, werft, court) [N 79 (1979)]
III-2-1
|