e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerharen

Overzicht

Gevonden: 2169
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
de tafel dekken op de tafel zetten: op de taofel zette (Neerharen) tafel dekken; Hoe noemt U: De tafel dekken (rechten dekken) [N 80 (1980)] III-2-1
de vorstlaag overhalen (de vorstlaag) overhalen: ø̄vǝrhǭlǝ (Neerharen) De uitsteeksels van de laatste laag over de nok heen afwerken. In L 318b werden over de afgewerkte vorst graszoden of vorstpannen gelegd. Ook kon het geheel met cement worden afgesmeerd. [N F, 40b] II-9
de was mangelen wringen: wrèngen (Neerharen) De was glad maken d.m.v. een mangel (mangelen, wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
de was spoelen spoelen: speulen (Neerharen) Zeep verwijderen uit kledingstukken door ze heen en weer te bewegen in een vloeistof (spoelen, plodderen) [N 79 (1979)] III-2-1
de was wringen uitwringen: oet-wrèngen (Neerharen) Het water uit wasgoed drijven (wringen) [N 79 (1979)] III-2-1
de zeug naar de beer brengen drijven: drī.vǝ (Neerharen) De zeug laten dekken door de beer, het mannelijk varken. [N 19, 30; JG 1a, 1b, 2c; N 76, add.; monogr.] I-12
definitieve band reep: ręjp (Neerharen) De van ijzer gemaakte band die na het verwijderen van de sluitbanden om het vat of de kuip wordt gelegd. Al naar gelang van de plaats waar de band zich op het vat bevindt, onderscheidt men kopbanden, halsbanden en buikbanden. Zie ook deze lemmata. [A 19, 1a-c; L 34, 53; monogr.] II-12
deken deken: deken (Neerharen) Rechthoekig vaak wollen kleed boven het laken op het bed dat dient als beschutting tegen de kou (sargie, deken) [N 79 (1979)] III-2-1
dekgarde dekgaard: dęk˲gērt (Neerharen), latstek: latstɛk (Neerharen) Twijg of lat die over een deklaag heen wordt gebonden. [N F, 4; monogr.] II-9
dekhaak priem: prēm (Neerharen), weerhaak: wērhǭk (Neerharen) Langwerpig dun ijzer met aan het uiteinde een kleine haak, waarmee de strodekker de bindtwijg insteekt en vervolgens aan de andere kant van de panlat weer ophaalt. De dekhaak wordt soms ook gebruikt om er de dekgaarden mee naar beneden te drukken als ze worden vastgebonden. In L 318b gebeurde het insteken met de hand, het ophalen met behulp van de 'wishaak'. In Q 96a en Q 96c werden beide bewerkingen met de 'priem' gedaan. Zie ook afb. 78d. [N F, 21a-c; monogr.] II-9