e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neerhespen

Overzicht

Gevonden: 223
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
resten van het eten van dieren braddel: bradǝl (Neerhespen) [L 34, 77b] I-11
rijgen driegen: drigǝ (Neerhespen) Het voorlopig verbinden van een of twee delen aan elkaar met de rijgsteek, op tafel of op de hand. [N 59, 52b; N 59, 51a; N 59, 51b; N 62, 6; N 62, 7; L 1a-m; L 1u, 41; L B1, 75; Gi 1.IV, 19; MW; S 7; monogr.] II-7
rijkswachter gendarme (fr.): enne sjenderm (Neerhespen) Gendarm, rijkswachter. [ZND 35 (1941)] III-3-1
room zaan: zoǝn (Neerhespen) Het vette deel van de ongekookte melk dat boven komt drijven, als men de melk rustig laat staan. [N 6, 15a; N 16, 17; L 6, 15; L 14, 22; JG 1a, 1b, 2c; A 7, 15; A 39, 7a; Wi 53; Gwn 10, 1; monogr.] I-11
royaal los: los (Neerhespen), royaal (<fr.): roal (Neerhespen) gul [ZND 01 (1922)] III-3-1
ruw, hard ruig: da eͅs eͅnən raəgə kədē (Neerhespen) dat is een ruwe kerel [ZND 42 (1943)] III-3-1
ruzie maken ruzie maken: an⁄t ruzie make (Neerhespen) Ze zijn weer aan het kibbelen, twisten. [ZND 36 (1941)] III-3-1
salueren salueren (<fr.): de soldaten moeten salueeren (Neerhespen) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] III-3-1
samenspannen beteenspannen: bediënspannen (Neerhespen) heulen (met iemand -) [ZND 01 (1922)] III-3-1
schaap schaap: sxōp (Neerhespen), sxǭp (Neerhespen) Bedoeld wordt het schaap in het algemeen, niet geslachtelijk onderscheiden. Zie afbeelding 4. [JG 1a, 1b, 2c; L 45, 21; L 38, 40; L 6, 25; S 30; A 14, 21; A 2, 1; G V, m3; Gwn 5, 13 add.; monogr.] I-12