21295 |
arme mens |
arme, een ~:
ps. is heel slecht te lezen, ook op het origineel.
erme ?? (L321p Neeritter)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
21294 |
armoedig |
armoedig:
ermeudig (L321p Neeritter)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
einen hervul (L321p Neeritter),
hęrvǝl (L321p Neeritter)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
26247 |
asbanden |
koppelbanden:
kǫpǝlbęnj (L321p Neeritter
[(id)]
)
|
De ijzeren banden rond de kop of de nek van de molenas. [N O, 10h]
II-3
|
32672 |
asblok |
asblok:
as˱blǫk (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter),
aslade:
aslāi̯ (L321p Neeritter)
|
Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-1, I-13
|
26217 |
askop |
askop:
askǫp (L321p Neeritter)
|
De kop van de as waaraan de roeden bevestigd zijn. Zie ook afb. 45 en 28. In l 265 werd, wanneer de molenas van hout was vervaardigd, de kop in de as ingelaten. De askop was met ijzeren banden verstevigd. In l 265c was de as niet van hout, maar van ijzer. De roeden zaten met houten spieën in de assekop geklemd. [N O, 10b; N O, 10a; A 42A, 7; A 42A, 6]
II-3
|
33277 |
asperge |
asperge:
aspɛržǝ (L321p Neeritter)
|
Asparagus officinalis L. Een tot 2 meter hoge plant met naaldvormige takjes en rode bessen, die op zandgronden groeit en om de jonge, ondergrondse spruiten als groente wordt geteeld in aspergebedden. [N Q, 7; monogr.]
I-5
|
26236 |
aswiel |
kamrad:
kamprāt (L321p Neeritter)
|
Het grote kamwiel aan de molenas van de windmolen dat tot taak heeft de draaiende beweging van de as over te brengen op het spijlenrad. Zie ook afb. 49 en 64.2. Het is een wiel waarvan de tanden haaks of met een hoek van 45o op het vlak van het rad staan. Wanneer de molen niet voorzien is van een apart aswiel voor de reminrichting is rond het aswiel de zgn. vang bevestigd. Zie ook het lemma ɛgroot kamradɛ. Het betreft daar materiaal met betrekking tot het vergelijkbare kamwiel in watermolens.' [N O, 11a; A 42A, 8; Sche 38; monogr.]
II-3
|
26238 |
aswiel zonder vang |
achtergang:
axtǝrgaŋk (L321p Neeritter)
|
Het kleinste aswiel in standerdmolens die voorzien zijn van twee aswielen; het wiel waar geen rem om bevestigd is. Het aswiel zonder vang heeft tot taak de horizontaal draaiende beweging van de molenas als een verticale door te geven aan het spijlenrad. Zie ook het lemma ɛaswielɛ.' [N O, 11c]
II-3
|
22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
Aschgoonsdag (L321p Neeritter),
Aschgoonsdig (L321p Neeritter)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|