18604 |
korset |
korset (<fr.):
kerset (L321p Neeritter),
korsetlijfje (<fr.):
betekenis: lijfje tot taille met kant dat over kerset gedragen werd
kersetliefke (L321p Neeritter)
|
korset, rijglijf om de taille [rijlief, rellif, relf, ruls, stiklijst, stiflijk] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18361 |
kort onderrokje |
schortje:
sjörtje (L321p Neeritter)
|
onderrokje, kort ~ [piszieëlke, poeprökske] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18330 |
kort schortlint |
lint:
linjer (L321p Neeritter),
vottensnoer:
vottesnuur (L321p Neeritter)
|
linten, korte ~ waarmee de schortslippen van achteren met elkaar worden verbonden [gatslinte, gatlinter] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18013 |
kortademig |
dempig:
dempig (L321p Neeritter),
kortborstig:
kortbörstig (L321p Neeritter)
|
kortademig [kort, kortborstig, dempig] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
18287 |
korte broek |
korte boks:
korte books (L321p Neeritter)
|
broek, korte (jongens)~ die de knieën onbedekt laat [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18216 |
korte laars |
get:
gêtte (L321p Neeritter)
|
laars met een korte schacht die tot aan de kuit reikt [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18600 |
korte onderbroek? |
korte boks:
korte bôôks (L321p Neeritter),
korte onderboks:
korte ôôngerbôôks (L321p Neeritter)
|
onderbroek, korte ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18562 |
korte overjas |
jekker:
jekker (L321p Neeritter),
jopper (<du.):
Van Dale: jopper, halflange, waterdichte duffelse jas met ritssluiting (en hoge kraag).
jöpper (L321p Neeritter)
|
overjas, korte ~ [jekker, joep, stoep, baadje] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
26108 |
korte spruit |
korte spruit:
kǫrtǝ sprūt (L321p Neeritter)
|
De kortste van de twee spruiten. Zie ook afb. 25 en 26 en de toelichting bij het lemma ɛspruitenɛ.' [N O, 52c; N O, 51b; A 42A, 107 add.; A 42A, 5; monogr.]
II-3
|
29971 |
korteling |
korteling:
kǫrtǝleŋ (L321p Neeritter
[(id)]
)
|
Korte steigerpaal die aan één uiteinde draagt op de aanbinder en aan de andere kant in een in de muur uitgespaard steigergat. Over de kortelingen komen de steigerplanken te liggen die de steigervloer vormen. Zie ook afb. 18. [N 32, 3b; monogr.]
II-9
|