e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lege eerste koe guste vaars: gø̜stǝ vē̜s (Neeritter) Jong rund dat eenmaal heeft gekalfd, maar dat daarna niet meer drachtig wil worden of waarmee men niet verder wil fokken. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 25b; N C, 15; monogr.] I-11
leggen leggen: lèkke (Neeritter) leggen [SGV (1914)] III-1-2
legger ligger: lekǝr (Neeritter) Een veel voorkomende zwelling of slijmbeursje van verschillende grootte aan de achterkant van de elleboog. Ze ontstaat door de druk van de kalkoenen der voorijzers op het gewricht, als het dier over een te kleine ligplaats beschikt en daardoor met de borst op de onder het lijf getrokken voeten ligt. De legger is een schoonheidsfout, die bij het lopen niet hindert maar wel pijnlijk kan zijn. [N 8, 32.1, 90d, 90f en 90g; monogr.] I-9
legnest legnest: lęknęst (Neeritter), nest: nęst (Neeritter) Het nest waarin de kippen hun eieren leggen. Est is door metanalyse uit nest ontstaan. [N 19, 32; A 48, 16e; monogr.; add. uit S 25] I-6
leiden dekken: dɛkǝ (Neeritter), winnen: wenǝ (Neeritter) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lemen knikker lemen, een ~: een grote lemen knikker, meestal grijs, vaalblauw of roodachtig geverfd  leime (Neeritter) Een grote knikker. [N R (1968)] III-3-2
lemmer blad: blaad (Neeritter) snijblad van een mes (lemmer, lemmet) [N 20 (zj)] III-2-1
lemmerbanden banden: bɛntj (Neeritter) De metalen banden die om de lemmers en dammen heen zijn bevestigd. Zie ook de lemmata ɛlemmersɛ en ɛdammenɛ.' [N O, 10m] II-3
lemmers ijzeren schenen: īzǝrǝ šēnǝ (Neeritter) Lange metalen plaatjes die in de hals van de molenas ter versteviging zijn ingewerkt. Zie ook afb. 46. [N O, 10k] II-3
lende lende: linje (Neeritter, ... ) lendenen [SGV (1914)] || lendenen [lenge, leene, leende] [N 10 (1961)] III-1-1