20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
stinkkieës (L321p Neeritter)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33676 |
limburgse klei |
leem:
lęi̯m (L321p Neeritter)
|
Vraag N 27, 42 vroeg naar benamingen voor löss of ø̄Limburgse kleiø̄ en vraag N 27, 45 naar die voor de ø̄bruine, taaie, Limburgse klei, vooral langs hellingenø̄. Op grond van de antwoorden zijn deze vragen tot √©√©n lemma versmolten. Van Dale (elfde druk, blz. 1610) definieert löss als volgt: ø̄vruchtbare, weinig plastische leemsoort, licht vuilgeel of roodgeel van kleur, in Nederland ook wel Limburgse klei genoemdø̄. [N 27, 42; N 27, 45; N 27, 33]
I-8
|
20904 |
limonade |
limonade:
limonaat (L321p Neeritter)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)]
III-2-3
|
24821 |
lindeblad |
lindeblad:
linjeblāāt (L321p Neeritter)
|
lindeblad [SGV (1914)]
III-4-3
|
21478 |
liniaal |
aftrekker:
aaftrèkker (L321p Neeritter)
|
liniaal [SGV (1914)]
III-3-1
|
34091 |
linkerachterkwartier |
achterste kwartier links:
ēgǝlstǝ kwartēr leŋks (L321p Neeritter),
linkse kwartier achter:
leŋksǝ kwartēr axtǝr (L321p Neeritter)
|
Het kwartier van de uier links achter. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116b]
I-11
|
33765 |
linkerkant van het paard |
binnenkant:
benǝkanjt (L321p Neeritter)
|
Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10]
I-9
|
34090 |
linkervoorkwartier |
eerste kwartier links voor:
īǝstǝ kwartēr leŋks vø̄r (L321p Neeritter),
linkse kwartier voor:
leŋksǝ kwartēr vø̄r (L321p Neeritter)
|
Het kwartier van de uier links voor. In de vraagstelling stond erbij wat betreft de positie van de kwartieren "van achteren gezien". [N 3A, 116a]
I-11
|
22888 |
linksachter |
linksachter:
linksachter (L321p Neeritter)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
31400 |
linkse boor |
linkse boor:
leŋkšǝ bōr (L321p Neeritter
[(links geslepen)]
)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het linksom gedraaid wordt. [N 33, 158a]
II-11
|