e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
mannenkleren manskleren: manskleijer (Neeritter) mannenkleren [t mansdinge] [N 23 (1964)] III-1-3
mantelpak mantelpak: mantelpak (Neeritter), tailleur (fr.): Van Dale (FN): tailleur, 2. mantelpak.  tailleur (Neeritter) mantelpak, uit jas en rok bestaand dameskostuum [N 23 (1964)] III-1-3
maretak heksennest: heksenest (Neeritter) maretak {afb}, een op bomen woekerende plant waaran de stengel gaffelvormig vertakt is met lepelvormige altijd groene bladeren, de vrucht is witte, soms gele bes [N 37 (1971)] III-4-3
marmer marmer: marmer (Neeritter) marmer [SGV (1914)] III-4-4
marmeren beeld beeld: beeldj (Neeritter) Marmeren beeld. [N 06 (1960)] III-3-2
masker mommegezicht: Opm. vastenavond.  mômmegezicht (Neeritter) masker [SGV (1914)] III-3-2
mathaak pikhaak: pekhǭk (Neeritter) Doorgaans licht gebogen ijzeren tand aan een houten steel, die bij het maaien met de zicht gebruikt wordt om het graan bij het eigenlijke inkappen op te tillen en om het afgeslagen graan bij elkaar te trekken. In de volgende plaatsen geen specifieke benaming bekend: L 316, 317, 355, 356, 358, 363, 365, 366, 368, 413. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel [zicht]- zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). Vergelijk ook de betekeniskaart 30 bij het lemma ''zicht'' (4.3.1) voor de geografische uitbreiding van pik in de betekenis "zicht" naast die van pik in de betekenis "mathaak". Zie afbeelding 5. [N 18, 72 en 73; JG 1a, 1b, 2c; A 14, 10; L 45, 10; R 3, 66; Gwn 7, 5; monogr.; add. uit N 11, 88; N 15, 16c en 16g; A 4, 28; A 23, 16.2; L 20, 28; Lu 1, 16.2] I-4
matig windje flauw windje: flǫw wenjdjǝ (Neeritter) Een wind, juist sterk genoeg om te kunnen draaien. [N O, 9c] II-3
matras matras: matras (Neeritter) Het algemene woord voor een met stro, paardehaar, kapok, veren enz. stijf gevulde beddezak die dient als onderbed (matras, bed) [N 79 (1979)] III-2-1
matrozenpakje matrozenpakje: matrozenpekske (Neeritter) matrozenpakje (soort jongenskostuum) [N 26 (1964)] III-1-3