e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
molenkar molenkar: [molen]kɛr (Neeritter) De kar waarmee men zakken graan en meel respectievelijk ophaalt en thuisbrengt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38r; Vds 267; Jan 259; Coe 237; Grof 265] II-3
molennagels molennagels: mø̄lǝnēgǝls (Neeritter  [(handgesmede nagels met zeskante koppen - anderhalve cm breed ook wel kęjl genoemd)]  ) Speciaal in molens gebruikte nagels of spijkers. Zie ook het lemma ɛheknagelsɛ.' [N O, 35h] II-3
molenpaard molenpaard: [molen]pę̄rt (Neeritter) Het paard voor de molenkar. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38s; Grof 266; monogr.] II-3
molenromp toren: toren (Neeritter) Het stenen, torenachtige bouwwerk waarop de draaibare kap van de Hollandse molen rust; ook de met riet gedekte romp. [N O, 50a; N O, 50b; Sche 22] II-3
molenstenen maalstenen: mālstɛjn (Neeritter), molenstenen: [molen]stɛjn (Neeritter) De algemene benaming voor de stenen waarmee het graan gemalen wordt. Het woordtype kwernstenen duidt de stenen van een handmolen aan. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 17a; N D, 5; Sche 46; Jan 119; Coe 96; Grof 115; monogr.] II-3
molentrap trap: trap (Neeritter) De trap aan de voorweeg van de standerdmolen. Zie ook afb. 21. [N O, 48f; Sche 17] II-3
molenvat vat: vāt (Neeritter  [(id)]  ) Een vat waarmee alle meelzakken op het juiste gewicht worden gebracht. [N O, 38n] II-3
molenvolk molenvolk: mø̄lǝvǫlk (Neeritter) Algemene benaming voor het personeel van een molen. [N O, 40h] II-3
molenwagen molen: mø̄lǝ (Neeritter) Vierwielige wagen met vaste voor- en zijwanden, waarvan de bak op veren rust. Het voor- en achterstel zijn met elkaar verbonden door middel van twee draagbalken. Het voorste asstel draait gemakkelijk door middel van metalen ringen die op de asbalk liggen. Deze wagen is lichter dan de langwagen, omdat de wielen lichter zijn. [N 17, 43b; N G, 51 + 71a; JG 1d] I-13
molenweg molenweg: [molen]wę̄x (Neeritter) De weg die naar de molen leidt. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel ømolenŋ- het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 39e] II-3