e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pret, schik schik: sjik (Neeritter), wê höbbe sjik gatj (Neeritter) [schik] wij hebben ~gehad [SGV (1914)] || schik [SGV (1914)] III-1-4
priem pin: pen (Neeritter) Puntig werktuig dat bij het vlechten gebruikt wordt om openingen in het vlechtwerk te maken, zodat de opstaande wissen makkelijker in de bodem ingestoken kunnen worden. Zie ook afb. 273. [N 40, 49; monogr.] II-12
priemen pinnen: penǝ (Neeritter  [(altijd handgesmeed)]  ) De twee pennen aan de uiteinden van het metselkoord waarmee het tijdens het metselen wordt vastzet. De priemen worden ook gebruikt om het koord na gebruik op op te rollen. Zie ook afb. 4. Volgens de invuller uit Q 121c worden thans met de toepassing van profielen geen priemen meer gebruikt. In P 176 noemde men het spannen van het metselkoord met behulp van de priemen: 'de koord opsteken' ('dǝ kōt˱ ǫpstēkǝ'). In L 291 gebruikte men geen priemen, maar zette men het metselkoord met behulp van vierduimse spijkers vast. [N 30, 14b; monogr.] II-9
priester geestelijke: geiselik (Neeritter) priester [SGV (1914)] III-3-3
priestersteek met ronde luifel steek: steek (Neeritter) priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)] III-3-3
prikkeldraad pikdraad: pikdraad (Neeritter), puntdraad: pønjtjdrǭt (Neeritter) Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.] I-8
priktol dop: dop (Neeritter) tol (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
proberen proberen: probeere (Neeritter) proberen: Als hij kans ziet zal hij - je te bedriegen [DC 35 (1963)] III-1-4
processie processie (<lat.): persessie (Neeritter) processie [SGV (1914)] III-3-3
proeven proberen: perbere (Neeritter), proeven: preuve (Neeritter, ... ) proeven [SGV (1914)], [SGV (1914)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] III-1-1, III-2-3