22890 |
rechtsachter |
rechtsachter:
rechsachter (L321p Neeritter)
|
Linksachter, rechtsachter. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
31401 |
rechtse boor |
rechtse boor:
rɛxšǝ bōr (L321p Neeritter)
|
Boorijzer waarbij de borende werking optreedt wanneer het rechtsom gedraaid wordt. [N 33, 158b]
II-11
|
17616 |
rechtstaande oren |
ezelsoortjes:
ezelseùrkes (L321p Neeritter)
|
oor: rechtstaande oren [fikoorkes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
22883 |
rechtsvoor |
rechtsvoor:
rechsveur (L321p Neeritter)
|
Links- rechtsvoor. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|
18716 |
redingote? |
redingote (fr.):
getailleerde blauwe of zwarte dunne overjas, tamelijk lang
riddingot (L321p Neeritter)
|
riddingot, in de betekenis van kostuum(onderdeel); betekenis/uitspraak [N 23 (1964)]
III-1-3
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rie (L321p Neeritter)
|
rij [SGV (1914)]
III-4-4
|
32868 |
reepje overschietend gras |
hij pakt hem met de haar:
hai̯ pakt høm mɛt˲ dǝ hǭr (L321p Neeritter)
|
Soms blijft er bij het maaien een reepje gras staan omdat men de slag met de zeis iets te ver neemt. De zegslieden hebben dit verschijnsel zowel door een zelfstandig naamwoord (zoals zwaaibalk of baard) benoemd, als ook door een werkwoordelijke uitdrukking, waarin een dergelijk zelfstandig naamwoord voorkomt (zoals een baard maaien of een baard laten staan), en tenslotte ook door een op zichzelf staand werkwoord of werkwoordelijke uitdrukking (zoals te breed pakken of te wijd grijpen). Al deze opgaven zijn in dit lemma ondergebracht. [N 14, 96]
I-3
|
30179 |
regels |
regels:
rēgǝls (L321p Neeritter)
|
De horizontale balkjes die tussen de stijlen bevestigd worden. Zie ook afb. 47. De horizontale balk die de hele muurbreedte overspande, werd in Q 97 de 'kettingbalk' ('kęteŋbalǝk') genoemd. De balken werden met behulp van een pen/gat-verbinding aan elkaar bevestigd. De pen noemde men 'kijl' ('kīl'), het aan elkaar bevestigen van de balken 'angen' ('aŋǝ'). Bij de bovengenoemde houtverbinding bedroeg de doorsnede van het gat altijd het derde deel van de totale breedte van de balk. [N 4A, 52b; N 31, 45 add.; monogr.; div.; Vld]
II-9
|
18554 |
regenjas |
regenjas:
raigejas (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter)
|
damesregenmantel [N 23 (1964)] || regenjas [rusjer, ploensent] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18712 |
regenpijpen |
regenpijpen:
raigenpiepe (L321p Neeritter)
|
regenbroek die uit twee delen bestaat [piepe, reegenpiepe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|