25349 |
aangeven |
aangeven:
āngē̜vǝ (L321p Neeritter)
|
Aangeven van het gewicht van een te slachten rund bij de belastingdienst. [N 28, 1]
II-1
|
21470 |
aangeven, verklikken |
klikken:
klikke (L321p Neeritter),
verraden:
verrouje (L321p Neeritter)
|
klikken; Welk woord gebruikt u in uw dialect voor het doorvertellen aan vader, moeder of onderwijzer van iets, waarvoor een ander kind straf kan krijgen? [DC 48 (1973)]
III-3-1
|
17926 |
aanhoudend bepoetelen |
handvollen:
hampele (L321p Neeritter)
|
aanhoudend in de handen nemen [haffele, verhandvollen] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
31039 |
aankloppen |
aanhouwen:
ānhǫwǝ (L321p Neeritter),
aankloppen:
ānklǫpǝ (L321p Neeritter)
|
Het vlechtwerk met een slagijzer aanslaan, waardoor het een mooi aaneensluitend geheel wordt. In Stokkem (L 423) noemde men dit soort vlechtwerk geklopt werk (gǝklǫpt węrǝk). [N 40, 58; N 40, 118]
II-12
|
26608 |
aanladen |
toemalen:
tumālǝ (L321p Neeritter)
|
Het toegeplakt raken van het scherpsel van de molenstenen als gevolg van deegachtig meel. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛaangeladen, toegemalenɛ.' [N O, 34n; Vds 181; Coe 147; Grof 173]
II-3
|
26593 |
aanmalen |
aanmalen:
ānmālǝ (L321p Neeritter)
|
Met een nieuwe of pas gescherpte molensteen beginnen te malen. In P 51 bracht men daarbij een hoeveelheid zemelen als eerste ø̄maalgoedø̄ tussen de stenen. Men noemde dit: een beetje zemelen tussenbrengen (ǝ betskǝ zēmǝlǝ tøsǝbreŋǝ). Zie ook het lemma ɛin het gemaal brengenɛ.' [N O, 36h; Vds 163; Jan 263; Coe 203; N O, 34q; monogr.]
II-3
|
34182 |
aanmelken |
aanmelken:
ānmɛlkǝ (L321p Neeritter)
|
Het maken van de eerste melkbewegingen bij een vaars die pas gekalfd heeft, gezegd van de boer. [N 3A, 61]
I-11
|
18887 |
aanstaan |
uitgepaald:
ūt˲gǝpǭltj (L321p Neeritter),
vastgezet:
vas˲gǝzatj (L321p Neeritter)
|
Gezegd van de hoeken van een bouwwerk, wanneer deze na het uitmeten definitief vastgesteld zijn. In Q 83 werd de term 'aanstaan' in een iets andere betekenis gebruikt. Zodra de muren van een huis in aanbouw een eerste maal gemetseld waren en het grondplan zodoende vastlag, werden de uitzetplanken verwijderd. Men zei dan dat het huis 'aanstond'. [N 31, 10a; monogr.]
II-9
|
34148 |
aanstieren |
stieren:
stīrǝ (L321p Neeritter)
|
Een jonge koe voor het eerst laten paren. [N 3A, 30b; monogr.]
I-11
|
33895 |
aanwassen op de tanden |
haken:
hø̜k (L321p Neeritter)
|
Knobbelvormige aanwassen op de tanden. Als de wrijfvlakken van de beneden- en bovenkaak elkaar niet geheel dekken, ontstaan door de ongelijkmatige afslijting scherpe haken op de hoektanden. Zij komen vooral voor vanaf zevenjarige leeftijd en ontwikkelen zich het sterkst als het paard negen jaar oud is. [JG 1b, 1c, 2c; N 8, 91]
I-9
|