e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
roepwoord voor de jonge geit sikje, sikje: sekskǝ, sekskǝ (Neeritter) [N 19, 74f; VC 14, 2m -r-] I-12
roest roest: ros (Neeritter) roest [SGV (1914)] III-4-4
roesten roesten: rosse (Neeritter) roesten [SGV (1914)] III-4-4
roestplek plek: plek (Neeritter) Roestplek in het linnen (spot, spit, tikkel, maal, plek, smet) [N 79 (1979)] III-2-1
roet roet: roet (Neeritter) Het rookzwart dat onder een ketel vastzit (zoet, zwart, roet, kroos) [N 79 (1979)] III-2-1
rogge koren: [koren] (Neeritter), rog(ge): rǫx (Neeritter) Secale cereale L. Tot in de jaren vijftig het meest geteelde graangewas in Limburg, met uitzondering van Haspengouw, waar tarwe de meest verbouwde graansoort was. Men zaait ongeveer 170 kg rogge per hectare. Het koren-gebied in dit lemma wijkt aanzienlijk af van dat in het lemma ''graan, koren'' (1.2.1); vergelijk de kaarten die bij de lemma''s getekend zijn. Zie voor de benaming koren en voor de fonetische documentatie van het woord [koren] in het gebied waar ''koren'' zowel de algemene benaming alsook de benaming van de rogge is, het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, a. [JG 1a, 1b; L 34, 55b; L lijst graangewassen, 6; S 30; Wi 52; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4
roggebrood brood: broeod (Neeritter), zoet brood: Met iets tarwe inlandse.  zeut broeod (Neeritter), zuur roggebrood: Met zuurdesem.  zoor roggebroeod (Neeritter) Kent uw dialect het woord pompernikkel = bepaald soort roggebrood. A.u.b. ook de dialectvorm van uw plaats opgeven en eventueel de betekenis toelichten. [N 16 (1962)] || roggebrood [DC 35 (1963)] III-2-3
roggemeelpap roggepap: roggepap (Neeritter) Pap van roggemeel (prol?) [N 16 (1962)] III-2-3
rok als bovenkledingstuk bovenrok: boverok (Neeritter) rok als bovenkledingstuk [aoverrok, bovenrok, booveschort] [N 24 (1964)] III-1-3
rok van grove stof tiereteien: Van Dale: tieretein (<Ofr.), (veroud.) geweven stof met een linnen ketting en een wollen inslag. WNT: tieretein, tierentaeje rock.  teerteije (Neeritter) rok van grove zware stof [teerteje rok, pels, tiejte sjort] [N 24 (1964)] III-1-3