e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bles bles: blɛs (Neeritter) Witte streep op het voorhoofd van de koe. [N 3A, 136b; N 3A, 135b] I-11
blij blij: blie (Neeritter) blij [SGV (1914)] III-1-4
blijven wachten blijven: blieve (Neeritter) blijven [DC 37 (1964)] III-4-4
blijvend gebit paardstanden: pē̜rstɛnj (Neeritter) Op vijfjarige leeftijd heeft het paard een volwaardig gebit, meestal paardstanden genoemd. [JG 1a, 1b; N 8, 18a en 18b] I-9
bliksem, bliksemflits bliksem: bliksem (Neeritter) bliksem [SGV (1914)] III-4-4
bliksemafleider bliksemafleider: bliksemafleider (Neeritter) Inrichting om de bliksem af te leiden en onschadelijk te maken; gewoonlijk een van het dak tot in de grond lopende metalen staaf (bliksemafleider, donderroede, donderkruit, donderspil) [N 79 (1979)] III-2-1
bliksemen bliksemen: ⁄t bliksemtj (Neeritter) het bliksemt [SGV (1914)] III-4-4
blikslager blikslager: blēkslē̜gǝr (Neeritter) Ambachtsman die blik verwerkt en blikken voorwerpen herstelt. [N 66, 55a; Wi 2; L 34, 17a; monogr.] II-11
blind anker blind anker: blenj aŋkǝr (Neeritter) Muuranker dat aan de buitenzijde van de muur niet zichtbaar is. [N 31, 39; N 54, 123a] II-9
blinde vink blinde vink: blinj vinke (Neeritter) Opgerold kalfslapje met vulsel (blin vinke, muisje zonder kop?) [N 16 (1962)] III-2-3