30001 |
sterke trasmortel |
dodekop:
dūǝjǝkǫp (L321p Neeritter
[(voor vloeren: rode aarde)]
)
|
Mortel bestaande uit tras en kalk, volgens de invuller uit Q 35a gebruikt voor waterdicht werk. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 37b]
II-9
|
25218 |
sterrenbeelden |
grote beer:
grote beer
grote beer (L321p Neeritter),
kleine beer:
kleine beer
kleine beer (L321p Neeritter)
|
sterrenbeeld [DC 49 (1974)]
III-4-4
|
20323 |
sterven |
doodgaan:
doeod gaon (L321p Neeritter),
kapotgaan:
kǝpot˲gǭn (L321p Neeritter),
sterven:
sterve (L321p Neeritter)
|
Doodgaan, gezegd van een dier. [N 38, 17b] || sterven [SGV (1914)] || sterven van een mens [N 38 (1971)]
I-11, III-2-2
|
24822 |
sterven van een plant |
afsterven:
(plant, boom, bloem).
.... sturft aaf (L321p Neeritter)
|
sterven van een plant [N 38 (1971)]
III-4-3
|
26023 |
steunbalk |
steunbalk:
stø̄nbalǝk (L321p Neeritter)
|
De evenwijdig aan de voeghouten lopende balk die de windpeluw steunt. Zie ook afb. 26. [N O, 28d]
II-3
|
26047 |
steunbalk van de ijzerbalk |
stormbalk:
stormbalk (L321p Neeritter)
|
Een op de daklijsten bevestigde balk, waartegen de ijzerbalk met een schoor steunt. [N O, 29g]
II-3
|
32913 |
steunhoutjes tussen steel en balk |
strever:
strēver (L321p Neeritter)
|
Het schuine verbindingstuk tussen de steel en de dwarsbalk van de hooihark, dat ter versteviging van de hark in zijn geheel dient. Vaak ziet men twee van dergelijke steunhoutjes; vandaar de meervoudsvormen in de opgaven. Voor de verscheidenheid aan benamingen, zie ook de opmerking bij de het lemma ''dwarsbalk van de hooihark''. Zie voor de vork- en gaffel-benamingen de toelichting bij het lemma ''steel van de hooihark''. Zie ook afbeelding 11, c. [N 18, 92c]
I-3
|
29981 |
steunklos |
stellingklos:
stęleŋklǫs (L321p Neeritter)
|
Houten klos die op de staander wordt gespijkerd. Op de klos rust de optopper, waarmee de steiger wordt verlengd. Zie ook afb. 19. [N 32, 5c; monogr.]
II-9
|
34622 |
steunpaal voor opgeslagen hoogkar |
karrenpaal:
kɛrǝpǭl (L321p Neeritter)
|
Lange steunpaal welke men plaatst onder de berries van een opgeslagen hoogkar. [N 17, 82]
I-13
|
19308 |
stiekem |
stiekem:
stiekum (L321p Neeritter)
|
heimelijk, stiekem, in het geniep [stilles] [N 07 (1961)]
III-1-4
|