34131 |
ver uitspringende hielen |
sabelbenen:
sābǝlbɛi̯n (L321p Neeritter)
|
[N 3A, 144a; monogr.]
I-11
|
29894 |
verbeterde pan |
sluitpan:
slūtpan (L321p Neeritter)
|
Algemene benaming voor een dakpan die voorzien is van zijsluitingen. Volgens de invuller uit Q 95 was de verbeterde dakpan geribbeld (g\røb\lt) van vorm. In L 360 was de pan voorzien van een sluiting (sløjte!), in Q 3 van een dobbelsluiting (dǫb\lslǫwte!). [N 32, 44b; monogr.]
II-8
|
25618 |
verbranden |
misbranden:
(het brood is) mesbranjtj (L321p Neeritter)
|
Bij een te hoge oventemperatuur zal de korst, speciaal de bovenkorst, verkolen. [N 29, 66a; monogr.]
II-1
|
18940 |
verbruien |
verbruien:
verbruje (L321p Neeritter)
|
verbruien [SGV (1914)]
III-1-4
|
21388 |
verdacht |
verdacht:
verdacht (L321p Neeritter)
|
verdacht [SGV (1914)]
III-3-1
|
30472 |
verdekken |
opleggen:
ǫplęgǝ (L321p Neeritter)
|
De pannen definitief leggen. Zwiers II merkt op pag. 512 over het 'verdekken' op: ø̄Het goed en gelijk leggen der dakpannen op een beschoten dak, hetgeen pas geschiedt, nadat eerst het geheele dak ten ruwste gedekt is, ten einde het gebouw zoo vlug mogelijk waterdicht te maken. Bij het verdekken moet elke pan door klinken goed worden nagezien, of ze zonder bersten is en, waar noodig, iets afgehakt worden, wat bij Hollandsche pannen bijna altijd het geval is, ten einde ze goed sluitend te kunnen leggen.ø̄ [N 32, 47b]
II-9
|
19377 |
verdieping |
verdieping:
verdieping (L321p Neeritter)
|
De verzamelnaam voor een horizontale laag in een huis tussen twee vloeren (verdieping, verdiep, stagie) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
30173 |
verdiept werk |
teruggevoegd werk:
trø̜k˲gǝvōxt węrǝk (L321p Neeritter)
|
Ten opzichte van de metselstenen dieper liggend voegwerk. [N 32, 34b; monogr; N 32, 29d.]
II-9
|
25362 |
verdoven |
verdoven:
vǝrdǫwvǝ (L321p Neeritter)
|
Het slachtvee verdoven alvorens het de keel door te snijden. Woordtypen als "schieten", "doodslaan", "houwen", "pin indrijven" geven aan hoe het verdoven in zijn werk gaat. [N 28, 6; N 28, 12b; monogr.]
II-1
|
18823 |
verdriet; verdriet doen |
leed:
leit (L321p Neeritter),
verdriet:
verdreet (L321p Neeritter)
|
leed [SGV (1914)] || verdriet [SGV (1914)]
III-1-4
|