e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vliegwiel vliegrad: vlēxrāt (Neeritter) Zwaar, metalen wiel dat door zijn draaiing een machine telkens door het dode punt moet brengen. [N 33, 280b] II-11
vliering vliering: vliering (Neeritter) Verdieping boven een zolder, onder de pannen, meestal gebruikt als opslagruimte (vliering, scheerzolder, bovenzolder, hanezolder) [N 79 (1979)] III-2-1
vlik vlik: vlek (Neeritter) Een dun afgestoken stukje veen of heigrond of een zode van buntgras met losse turf vermengd. Vergelijk het lemma ''heiturf''. [N 27, 39h; I, 37] II-4
vlikken steken vlikken: vlekǝn (Neeritter) Steken van vlikken en graszoden of heilappen losmaken. [N 27, 39g; N 27, 1; N 27, 1 add.; I, 38] II-4
vlinder snuffel: snuffel (Neeritter, ... ) vlinder [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] III-4-2
vlinderdasje nondejuke: nondedjuuke (Neeritter), strikje: strikske (Neeritter) vlinderstropdas [nondejuuke, striekske] [N 23 (1964)] III-1-3
vlo (enk.) vlo: vloa (Neeritter), vloea (Neeritter), vloee (Neeritter, ... ) mensenvlo [N 26 (1964)] || vlo || vlo (znw enk) [foekket, zjwarte riejer] [N 26 (1964)] || vloo [SGV (1914)] III-4-2
vlo (mv., fon.) vleui: vleuij (Neeritter) vlo (znw mv) [N 26 (1964)] III-4-2
vloeiweide wetering: wē̜tǝreŋ (Neeritter) Weiland, laag gelegen en zodanig aangelegd dat van tijd tot tijd kunstmatige bevloeiing kan plaatsvinden. [N 14, 58] I-8
vloeken vloeken: vloke (Neeritter) vloeken [SGV (1914)] III-3-1