e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bruidje in de processie bruidje: bruudje (Neeritter) Bruidje in de processie. [N 07 (1961)] III-3-3
bruiloft bruiloft: broeloft (Neeritter) bruiloft [SGV (1914)] III-2-2
bruine gebreide dameskous sjanshoos: [Vgl. WBD III, 1.3: bruine gebreide dameskous, sjanskous, sjanshoos, sjanssok]  sjanshooze (Neeritter) dameskousen, bruine gebreide ~ [sjanskouse] [N 24 (1964)] III-1-3
brullen brallen: bralǝ (Neeritter), brullen: brølǝ (Neeritter) Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
brulziekte brul: brøl (Neeritter) Een afwijking aan de eierstokken van koeien. De dieren vertonen voortdurend verschijnselen van tochtigheid, tegelijkertijd zijn ze onvruchtbaar. De koeien maken een eigenaardig brullend geluid, ze hebben slappe banden en ze groeien slecht. Zie ook het lemma ''brulziekte'' in wbd I.3, blz. 464-465. [N 3A, 101; A 48A, 45a; JG 1a, 1b; L 19B, 4a; monogr.; add. uit N C] I-11
bui, regenbui bijs: bīēs (Neeritter, ... ) bui [SGV (1914)] || regenbui [SGV (1914)] III-4-4
buigijzer toren: tōrǝ (Neeritter) Een driehoekig blok ijzer met aan de onderzijde een pin, dat in het aambeeldgat wordt geplaatst en wordt gebruikt om er met behulp van een hamer stukken ijzer op te buigen. Zie ook afb. 26. [N 33, 45-46; N 33, 55] II-11
buik buik: boek (Neeritter), bôêk (Neeritter), pens: pens (Neeritter) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) pens: pens (Neeritter), Plat.  pens (Neeritter) buik (lijf) [DC 01 (1931)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buikkrampen penspijn: pɛnspin (Neeritter) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9