24915 |
dal, vallei |
laagte:
lîêgdje (L321p Neeritter)
|
laagte [SGV (1914)]
III-4-4
|
18706 |
damesblouse |
bloes:
bloes (L321p Neeritter)
|
damesblouse, te dragen bij een rok [bloes, stelsel, jak, beskien, kazevek] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18409 |
dameshoed? |
dameshoed:
dameshood (L321p Neeritter)
|
dameshoed [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18375 |
dameslaars |
steveltje:
stevelke (L321p Neeritter)
|
vrouwenlaars [stevelet] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18263 |
damesmantel |
mantel:
manjtel (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter),
mantjel (L321p Neeritter),
mantjels (L321p Neeritter)
|
damesmantel; inventarisatie huidige uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || damesmantel; inventarisatie vero uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)] || mantel [SGV (1914)] || mantels (mv.) [SGV (1914)]
III-1-3
|
22645 |
dammen |
houten schenen:
hǫwtǝ šēnǝ (L321p Neeritter)
|
De stroken hout tussen de lemmers. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlemmersɛ.' [N O, 10l]
II-3
|
24984 |
damp, stoom |
stoom:
stoum (L321p Neeritter)
|
stoom [SGV (1914)]
III-4-4
|
28402 |
dar |
homel:
hø̄mǝl (L321p Neeritter)
|
Het mannelijk dier in het bijenvolk. De dar is geboren uit een onbevruchte eicel. In de bijenwoning doet hij niets anders dan eten. Zijn enige functie is het helpen warm houden van het broed door zijn aanwezigheid. Onmisbaar zijn de darren voor de bevruchting van de jonge koningin. Na de paring sterft de dar. De darren worden in mei of vlak daarna geboren. Als het bijenjaar ten einde spoedt, in augustus of september, worden de darren verdreven door de werksters en sterven zij. De dar heeft geen angel. Voor het woorddeel (-bij) leest men de woordtypen bij/bie en bien. In welke plaatsen deze woordtypen respectievelijk voorkomen, ziet men in het lemma Bij. Voor de fonetische documentatie ervan wordt ook verwezen naar het lemma Bij. [N 63, 12c; S 3; L 1a-m; JG 1a + 1b; JG 2b-5, 2; R 3, 42; A 9, 2; Ge 37, 2; monogr.]
II-6
|
17702 |
darm |
darm:
derm (L321p Neeritter)
|
darm [DC 02 (1932)]
III-1-1
|
25435 |
darmen |
aarsdarm:
ārtsdɛrm (L321p Neeritter),
blinde darm:
blenjǝ dɛrm (L321p Neeritter),
dikke darm:
dekǝdɛrm (L321p Neeritter),
kransdarm:
kransdɛrm (L321p Neeritter),
rechte darm:
rɛxtǝ dɛrm (L321p Neeritter)
|
In dit lemma zijn geïnventariseerd de benamingen voor verschillende darmsoorten. Exact uitsplitsen van de benamingen die alleen op darmsoorten van het varken of op die van het rund duiden, was niet goed mogelijk. Men mag er echter van uitgaan dat een groot aantal benamingen van toepassing is zowel op de darmen van het rund als op die van het varken. In het lemma is een splitsing aangebracht tussen de algemene benamingen voor darmen en de benamingen voor de verschillende soorten. [N 28, 86; monogr.]
II-1
|