25479 |
droogzolder |
bakhuis:
bakǝs (L321p Neeritter),
ovenzolder:
ovenzolder (L321p Neeritter)
|
De zolder boven de oven. Uit de woordtypen "droogzolder", "droogoven", "meelzolder" en "bloemzolder" blijkt dat deze ruimte gebruikt wordt zowel om iets erin te drogen als om iets erin op te slaan. Volgens Weyns (blz. 66) wordt deze plaats ook wel benut voor het drogen van zaden en volgens de informant van Q 99* droogt men het metershout hierin. [N 29, 105c]
II-1
|
25126 |
druilerig en koud weer |
nat (weer):
eine nate zomer (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter),
naat (L321p Neeritter),
nāāt (L321p Neeritter)
|
nat [DC 02 (1932)], [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)]
III-4-4
|
25131 |
druipen van de regen |
uitzijpen:
ōētzīēpe (L321p Neeritter),
(Tegenwoordioge tijd).
hê zieptj ōēt van r (L321p Neeritter),
(Tegnwoordige tijd).
hê zieptj ōēt van r (L321p Neeritter),
zijpen:
(Verleden tijd).
den rêngel ziepdje (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter)
|
droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)]
III-4-4
|
33525 |
druiventros |
druiventros:
drōēventros (L321p Neeritter)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
van hot naar haar lopen:
van hot noa haar (L321p Neeritter)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
25133 |
druppel |
druppel:
dröppel (L321p Neeritter, ...
L321p Neeritter)
|
druppel || druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
32866 |
dubbel gezwad |
dubbel gezwad:
dø̜bǝl [gezwad] (L321p Neeritter)
|
De dubbele reep gras die ontstaat als men eenmaal heen maait, omdraait, en vlak daarnaast weer eenmaal terug over het veld maait, zodat er twee regels gemaaid gras tegen elkaar aan komen liggen. Zie voor de fonetische documentatie van de woorden tussen vierkante haken het lemma ''gezwad, regel gemaaid gras''. [N 14, 94]
I-3
|
31350 |
dubbele en gecombineerde krompasser |
dobbele vandiktepasser:
dǫbǝlǝ vandektjǝpɛsǝr (L321p Neeritter),
doorsnedepasser:
dōrsnējpɛsǝr (L321p Neeritter)
|
Dubbele krompasser met S-vormige benen. Wanneer het scharnier in het midden van de S-vormige benen is geplaatst, wordt deze passer vooral gebruikt voor het opmeten van uitwendige maten. Er bestaan ook uitvoeringen van de passer waarbij het scharnier aan het uiteinde van de S is aangebracht. Met dit type worden inwendige maten opgemeten. De gecombineerde krompasser bestaat uit een combinatie van de krompasser en de voetjespasser. Zie ook het lemma "voetjespasser" en afb. 83. [N 33, 252d; N 33, 252f; N 64, 80b]
II-11
|
33963 |
dubbele lijn |
dobbele lijn:
dǫbǝl lin (L321p Neeritter)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|
29953 |
dubbele pik |
bikkel:
bekǝl (L321p Neeritter
[(voor stratenmakers)]
)
|
Houwwerktuig met korte steel en twee in een punt uitlopende armen. Zie ook afb. 14b. [N 30, 19b; monogr.]
II-9
|