e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Neeritter

Overzicht

Gevonden: 4545
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gazon gazon: gazon (Neeritter) Onderhouden grasveld (bleek, gazon, gruis) [N 79 (1979)] III-2-1
gebakje pat-tje: patteeke (Neeritter), taartje: taîrtje (Neeritter) Gebakje (buntje, taartje, gatoke?) [N 16 (1962)] III-2-3
gebarsten en zwartgeblakerd verbrand: vǝrbranjtj (Neeritter) [N 29, 66b; monogr.] II-1
gebint gebont(e): gǝbǫntj (Neeritter) Het geheel van spantbenen, gordingen, kepers etc. waarop de dakbedekking rust. Zie ook afb. 49 en 71. [S 9; N 54, 149a; N 54, 149b; N 54, 151; monogr.; Vld.] II-9
gebit gebit: gebeet (Neeritter) gebit [N 10a (1961)] III-1-1
gebluste kalk gebluste kalk: gǝblø̜š˱dǝ kalǝk (Neeritter), kalk: kalǝk (Neeritter), leskalk: lęskalǝk (Neeritter), natte kalk: nātǝ kalǝk (Neeritter), poederkalk: pujǝrkalǝk (Neeritter) Ongebluste kalk die met water is aangelengd. Zie ook het lemma 'Kalk blussen'. Gebluste kalk wordt gebruikt bij de bereiding van mortel. Woordtypen als 'stubkalk', 'poederkalk', 'poeder' en 'zakjeskalk' verwijzen naar schelpkalk die direct na het branden droog geblust wordt en in poedervorm op de bouwplaats wordt aangeleverd. [N 30, 30a; N 30, 30b; N 30, 30c; N 30, 32f; monogr.] II-9
geboorte aanzet: ānzęt (Neeritter) De plaats waar de boog aan weerszijden tegen de rest van het metselwerk rust. De stenen in de muur moeten hier, om aansluiting te geven, behakt worden. In Q 121 spreekt men dan van 'geschoren stenen' ('jǝšōrǝ štęŋ'). Volgens de invuller uit Q 97 telt een poortboog altijd een oneven aantal stenen. [N 32, 19a; monogr.] II-9
geboorteomhulsel van een veulen net: nɛt (Neeritter) Het vruchtvlies dat na de geboorte van het veulen afkomt. Als de merrie het veulen alleen ter wereld brengt, stikt het veulen meestal in de zak, die zo sterk is, dat hij met behulp van een mes of scherp voorwerp geopend moet worden. [N 8, 54, 55 en 56] I-9
gebreide kous strikhoos: strikhoos (Neeritter) breikous [sjtrikhaos, strikkous] [N 24 (1964)] III-1-3
gebreide wollen muts vrouwluimuts: (eerste letter is niet goed leesbaar)  vro͂llemöts (Neeritter) vrouwenmuts, zwarte, dikke gebreide ~ [N 25 (1964)] III-1-3