e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gezicht gezicht: bleik gezicht (Neeroeteren), gezicht (Neeroeteren), zekelik gezicht (Neeroeteren) hij heeft een flets gezicht (bleekgeel, ziekelijk) [ZND 23 (1937)] || viel hij maar eens op zijn gezicht [ZND 08 (1925)] III-1-1
gezicht (spotnamen) bakkes: bakkes (Neeroeteren), muil: moel (Neeroeteren, ... ), mul (Neeroeteren, ... ) bakkes [ZND 01 (1922)] || gezicht, gelaat: spotbenamingen [N 10 (1961)] || muil [ZND m] || muil (M.) [ZND 01 (1922)] III-1-1
gezin huishouden: hoeshawe (Neeroeteren) man, vrouw en kinderen bij elkaar, het gezin [volk, huishouden, kot] [N 115 (2003)] III-2-2
gezond gezond zijn: gezond (Neeroeteren) Gezond (zijn): niet ziek (gezond, goed, uver, gaaf, krek). [N 107 (2001)] III-1-2
gezongen mis gezongen mis: gezongen mes (Neeroeteren) Hoe heet de gezongen mis van de zondag? [ZND 38 (1942)] III-3-3
gezwad, regel gemaaid gras gezwad: gǝzwā.t (Neeroeteren) De in dit lemma opgenomen woorden zijn van toepassing op de regel afgemaaid gras zoals een maaier die al voortgaande aan zijn linkerzijde vormt. Zie de toelichting bij het voorgaande lemma. = Bij de plaatscode duidt op gelijkheid van de benamingen voor zwad en gezwad in deze plaats; zie ook de kaart. [N 14, 93; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 1b; A 4, 28 add.; A 23, 16 add.; L 8, 137; L 20, 28 add.; S 47; Gwn 7, 9; Lu 1, 16 II add.; monogr.] I-3
gezwel gezwel: gəzwi:əl (Neeroeteren) gezwel [bel] [N 10 (1961)] III-1-2
gezwollen tandvlees roos: rūǝs (Neeroeteren) Zwelling van het tandvlees treedt op bij jonge paarden tijdens de periode van tandwisseling. [JG lb, 2 c; A 48A, 51; N 8, 90f, 91 en 92] I-9
giechelen giechelen: gichelen (Neeroeteren, ... ) Giechelen (ingehouden en op hoge toon lachen). [ZND 35 (1941)] III-1-4
gier oproeren roeren: rērǝ (Neeroeteren) Bij het oppompen van de gier moest men geregeld de inhoud van de gierkelder oproeren, om te voorkomen dat de dikkere giermaterie, het gierbezinksel, onder in de put zou blijven en door de pomp niet meer opgezogen zou kunnen worden. [JG 1a + 1b; N 11A, 59b; S 30; monogr.] I-1