e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

Gevonden: 3933
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
gieter gieter: gētər (Neeroeteren, ... ) gieter [ZND 01 (1922)], [ZND 01 (1922)] III-2-1
gif vergif: vergif (Neeroeteren) Gif: stof die een nadelige of dodelijke werking heeft op het lichaam van een mens (venijn, (ver)gif(t)). [N 107 (2001)] III-1-2
gilde compagnie (fr.): companie (Neeroeteren), sociteit (<fr.): sosjeseit (Neeroeteren) Een gilde. [ZND 35 (1941)] III-3-2
gispen, geselen geselen: geiselen (Neeroeteren) Met een tak of zweep slaan (smikken, geselen, klatsen) [N 108 (2001)] III-1-2
gist gist: ges (Neeroeteren), gęs (Neeroeteren) Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2] || gist, dikwijls door brouwerijen geleverd (Fr. levure) [ZND 02 (1923)] II-1, III-2-3
glacé leren haas: lēͅrə hāwsə (Neeroeteren) handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)] III-1-3
glad, glijdend glad: glaat (Neeroeteren, ... ), glāt (Neeroeteren, ... ) glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)] III-4-4
glasgordijn gordijn: gardin (Neeroeteren), gerdien (Neeroeteren) Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)] III-2-1
glazenkast buffetkast: bəfeͅtkast (Neeroeteren), glazenkast: glazekast (Neeroeteren), glazerenkast: glāzərəkast (Neeroeteren), zilverkast: zilverkast (Neeroeteren) Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)] III-2-1
glazig glazeren: gl‧āzərə (Neeroeteren), glazig: glazig (Neeroeteren), glā.zəx (Neeroeteren), verglaasd: verglaasden (Neeroeteren), voos: voëze hellen (Neeroeteren) aardappel die hard en doorschijnen is (glazen patat) [ZND 35 (1941)] || glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)] III-2-3