e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L368p plaats=Neeroeteren

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ijken ijken: de gewechten ijken (Neeroeteren), de gewichte ijken (Neeroeteren), de gewichten ieëken (Neeroeteren), den iekmeister  de gewichten ieken (Neeroeteren) De gewichten ijken"(de gewichten van de winkeliers nazien of ze nog juist zijn). [ZND 36 (1941)] III-3-1
ijlen ijlen: ielen (Neeroeteren) Ijlen: door koorts verward, onsamenhangend spreken (ijlen, bazelen, raaskallen, baageren, dolen). [N 107 (2001)] III-1-2
ijs kappen de beek openhouden: dǝ bīǝ.k űǝ.pǝhawǝ (Neeroeteren), ijzen: izǝ (Neeroeteren) Het ijs rond het molenrad wegkappen. [Jan 95; Coe 78; Grof 96] II-3
ijsbaan slibberbaan: slibberbān (Neeroeteren) Een slierbaan (glijbaan op het ijs). [ZND 06 (1924)] III-3-2
ijsberen trippelen: tri:əpələ (Neeroeteren) lopen: zenuwachtig heen en weer lopen [drentele] [N 10 (1961)] III-1-2
ijsmuts schaatsmuts: sjaatsmets (Neeroeteren) ijsmuts [N 25 (1964)] III-1-3
ijsnagels ijsnagelen: ī.snē̜.gǝl (Neeroeteren) Hoefnagels in verschillende lengtes, voorzien van beitel- of wigvormige kop, waarmee bij gladheid het hoefijzer wordt vastgezet. Zie ook afb. 234. De ijsnagel is slechts geschikt voor kortstondig gebruik. Bij langere periodes van gladheid wordt het hoefijzer voorzien van al dan niet uitneembare kalkoenen. Zie ook de toelichting bij dat lemma. Zie voor het woordtype ɛijsnagelɛ ook Limburgs Idioticon s.v. ijsnagel: "Bijzonder slach van nagels waar men de peerden meê scherp zet in den winter. Geh. Beringen."' [N 33, 367b; N 33, 371; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; monogr.] II-11
ijspegel ijspiel: iespeel (Neeroeteren), iespelen (Neeroeteren), ieëspeelen (Neeroeteren) ijskegel [ZND 36 (1941)] III-4-4
ijver ijver: hai ait vail iever (Neeroeteren), hē heèt vēēl iever (Neeroeteren), hĕ hĕt vĕl iever (Neeroeteren), hè hèt vêl iever (Neeroeteren), hè is vol iever (Neeroeteren) Hij heeft veel ijver. [ZND 36 (1941)] III-1-4
ijzel, bevroren neerslag ijzel: ie-zel (Neeroeteren), iesel (Neeroeteren), iezel (Neeroeteren), De beim woare bei-jzeldsj.  (h)i-jzel (Neeroeteren), rijm: LET OP: de paginering van deel 2 (Ned.-Brees).  ri-jm (Neeroeteren) ijzel [ZND 36 (1941)] III-4-4